ECLI:NL:RBGEL:2025:7894 - Rechtbank Gelderland - 23 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/382
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. Y. Eryilmaz),
en
(gemachtigde: mr. E. Grondman).
- Eiseres heeft zich aangemeld voor een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. Na de eerste, lichte, toets is haar aanvraag voor compensatie van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling afgewezen. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
Procesverloop
- Eiseres heeft over de jaren 2008, 2009 en 2013 tot en met 2017 kinderopvangtoeslag ontvangen. Zij heeft zich gemeld bij de Dienst Toeslagen voor een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag om te zien of zij in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van de Catshuisregeling.
2.1. Met het besluit van 17 januari 2023 heeft de Dienst Toeslagen de zogenoemde lichte toets uitgevoerd. Eiseres is in die eerste toets door de Dienst Toeslagen vooralsnog niet aangemerkt als gedupeerde ouder en aan haar is daarom geen forfaitaire compensatie van € 30.000 (de Catshuisregeling) toegekend. Na de eerste toets volgt nog een definitieve toets, de integrale beoordeling.
2.2. Met de beslissing op bezwaar heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. De reden hiervoor is dat de Dienst Toeslagen de situatie van eiseres inmiddels integraal heeft beoordeeld.
2.3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
Heeft eiseres nog procesbelang bij de behandeling van haar beroep? 3. De rechtbank moet eerst ambtshalve beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij haar beroep. Procesbelang is het belang dat eiseres heeft bij de uitkomst van de procedure. Het moet gaan om een reëel en actueel belang.
3.1. Het beroep van eiseres is gericht tegen de eerste, lichte, toets. Deze eerste toets wordt gevolgd door een integrale beoordeling. Daarin wordt grondiger gekeken naar de situatie van eiseres en de vraag of zij als gedupeerde moet worden aangemerkt. De integrale beoordeling heeft plaatsgevonden en is op 21 februari 2024 aan eiseres medegedeeld.
3.2. Dat betekent dat de eerste toets inmiddels is ingehaald door de integrale beoordeling. Eiseres kan dus met het beroep tegen de lichte toets niet bereiken dat zij alsnog als gedupeerde wordt aangemerkt. Daarvoor zou het namelijk nodig zijn dat de uitkomst van de integrale beoordeling wordt dat eiseres gedupeerde is. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over de eerste toets. Zij heeft haar bezwaren daarover kenbaar kunnen maken in een bezwaar (en eventueel daarna beroep) tegen het besluit van 21 februari 2024, de integrale beoordeling. De integrale beoordeling zelf ligt nu niet ter beoordeling voor.
3.3. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep tegen de eerste toets.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M.J.C. Rooding, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.