ECLI:NL:RBGEL:2025:7356 - Rechtbank Gelderland - 28 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/452693 / JE RK 25-603 Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te gevestigd in Arnhem, locatie Nijmegen, hierna te noemen de GI, in de hoedanigheid van (voormalig) voogd van [de jeugdige] ,
over
[de jeugdige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen [de jeugdige] , advocaat mr. W. van der Velde uit Lent.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
dhr. [naam mentor], hierna te noemen de mentor, verbonden aan Stichting [naam stichting] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Mw. [naam behandelaar] , hierna te noemen de (regie)behandelaar, verbonden aan Stichting [naam instelling] .
1 Het verdere verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
1.2. Voor het eerdere verloop van de procedure verwijst de kinderrechter naar de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 juni 2025 (vindplaats: ECLI:NL:RBGEL:2025:5568), waarin een machtiging is verleend om [de jeugdige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 1 september 2025 en de behandeling van het verzoek voor het resterende deel is aangehouden. De mentor is verzocht om de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de volgende zitting te informeren over de actuele stand van zaken.
1.3. Op 25 augustus 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [de jeugdige] met zijn advocaat;
2 Het nadere standpunt van de GI
2.1. De GI handhaaft het resterende gedeelte van haar verzoek. Als [de jeugdige] niet in een gesloten setting verblijft, zijn er nog te veel risico’s voor [de jeugdige] en zijn omgeving. Het lukt nauwelijks om met [de jeugdige] tot behandelcontact te komen. Dit maakt dat er niets is veranderd en de onveiligheid voor [de jeugdige] en de samenleving is blijven bestaan.
3 Het nadere standpunt van [de jeugdige]
3.1. vertelt dat hij tot nu toe geen behandeling heeft gehad en ook niet verwacht dat hij nog behandeling gaat krijgen. Het liefst wil [de jeugdige] behandeling op een open groep of op een zorgboerderij. In de huidige accommodatie zit hij alleen maar op zijn kamer en leert hij niets. [de jeugdige] wil graag vooruitgaan vanaf een andere plek. De advocaat van [de jeugdige] vraagt de kinderrechter om het resterende deel van het verzoek af te wijzen. Volgens hem is niet voldaan aan de voorwaarden die de Jeugdwet stelt aan verlenging van de machtiging tot gesloten jeugdhulp na meerderjarigheid. Er moeten meerdere redenen zijn voor een gesloten plaatsing dan alleen bescherming van de maatschappij. Wel ziet de advocaat dat er op dit moment geen andere plek is voor [de jeugdige] . Daarom vindt de advocaat dat in ieder geval alle inspanningen moeten worden verricht om [de jeugdige] zo snel mogelijk ergens anders te plaatsen.
4 Het nadere standpunt van de mentor
4.1. Naar aanleiding van de vragen van de kinderrechter in de beschikking van 30 juni 2025 brengt de mentor in zijn brief van 13 augustus 2025 en tijdens de zitting - samengevat - naar voren dat hij niet over alle informatie beschikt en geen inhoudelijke informatie kan delen. De mentor vindt dat het resterende deel van het verzoek van de GI moet worden toegewezen, zodat [de jeugdige] vanuit een veilige plek kan doorstromen naar een vervolgplek. De mentor zoekt samen met de regiebehandelaar van [de jeugdige] naar passende vervolgplekken voor [de jeugdige] .
5 De verdere beoordeling
5.1. De kinderrechter heeft in de beschikking van 30 juni 2025 een machtiging verleend om [de jeugdige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 1 september 2025 en de beslissing over het overige deel van het verzoek aangehouden. Dit betekent dat de kinderrechter in deze beschikking over het resterende deel van het verzoek van de GI zal beslissen, namelijk de periode tot 14 december 2025.
5.2. Tijdens de zitting is gebleken dat [de jeugdige] nog bij [naam instelling] op behandelgroep [naam behandelgroep] verblijft. [de jeugdige] regiebehandelaar heeft toegelicht dat ook de afgelopen maanden op verschillende manieren is geprobeerd om hem te behandelen, [de jeugdige] heeft gesprekken gehad met de aandachtsfunctionaris seksualiteit, vanwege de grote zorgen op dat gebied van zijn seksuele ontwikkeling. Ook is er gestart met vaktherapeutische observatie, waarbij met verschillende spelvormen is gekeken wat het beste bij [de jeugdige] aansluit. Inmiddels is er ook een verwijzing voor klinisch genetisch onderzoek van [de jeugdige] , zodat een chromosomale afwijking kan worden uitgesloten. Ondanks alles wat er tot nu toe is geprobeerd, lukt het onvoldoende om behandelcontact met [de jeugdige] op te bouwen. [de jeugdige] wil volgens de regiebehandelaar geen openheid geven over zijn emoties en gedachten, waardoor het niet tot nauwelijks lukt om met hem in gesprek te komen. Zoals ook in de vorige beschikking is overwogen, blijkt dat [de jeugdige] vanwege zijn problematiek onvoldoende in staat is om in te schatten wat de risico’s zijn van het niet aangaan van behandeling en heeft hij onvoldoende inzicht in zijn eigen beperkingen.
5.3. Uit de toelichting van de regiebehandelaar ter zitting blijkt dat [de jeugdige] baat lijkt te hebben bij zijn verblijf op de huidige behandelgroep. Er zijn de afgelopen periode geen (grote) agressieincidenten geweest (met uitzondering van na afloop van de vorige zitting) en [de jeugdige] is naarmate de tijd verstrijkt beter in zijn vel komen te zitten. Ook wordt er bij hem geen somberheid meer waargenomen en heeft [de jeugdige] geen suïcidale uitingen meer gedaan, terwijl hiervan op de vorige groepen waar hij verbleef wel sprake was. [de jeugdige] is bij momenten zelfs opgewekt. Dat [de jeugdige] hele dagen op zijn kamer zou (moeten) zitten, is volgens de regiebehandelaar onjuist. Zo voetbalt hij met de groepsleiding en heeft hij daar ook plezier in. Dat dit het geval is, betekent volgens de regiebehandelaar niet dat overplaatsing naar een open groep, zoals [de jeugdige] al langer wenst, nu mogelijk is. Het zijn juist de strakke kaders en structuur op deze behandelgroep die maken dat er een stabiele(re) situatie is ontstaan. De regiebehandelaar heeft toegelicht dat [de jeugdige] op een groep met alleen jongens en mannelijke begeleiders verblijft en niet zonder mannelijke begeleiding weggaat van de groep als hij een rondje op het terrein mag lopen. Ook heeft [de jeugdige] slechts beperkt toegang tot zijn telefoon. De verwachting is nog altijd dat de veiligheid van hemzelf en anderen onvoldoende kan worden gewaarborgd als hij op een open groep verblijft.
5.4. De kinderrechter constateert dat de complexe problematiek zoals beschreven in de beschikking van 30 juni 2025 bij [de jeugdige] nog onverminderd aanwezig is. [de jeugdige] functioneert cognitief op zwakbegaafd niveau en vertoont een achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook zijn er onverminderd ernstige zorgen over zijn seksuele ontwikkeling en agressief gedrag. [de jeugdige] is niet in staat om impulsen te beheersen en is gericht op directe behoeftebevrediging. Dit leidt tot grote veiligheidsrisico’s, zowel voor [de jeugdige] als voor anderen. Voor de kinderrechter is duidelijk dat juist de structuur en begeleiding die [de jeugdige] binnen de gesloten jeugdzorg op de behandelgroep [naam behandelgroep] krijgt ervoor zorgen dat zijn veiligheid en de veiligheid van anderen zijn gewaarborgd. Daarbij acht de kinderrechter van belang dat uit de toelichting van de regiebehandelaar blijkt dat, anders dan [de jeugdige] stelt, wel degelijk voortdurend wordt geprobeerd om passende dagbesteding voor [de jeugdige] te realiseren en hem hiertoe zo veel mogelijk te motiveren. Ook is van belang dat de structuur en begeleiding een positief effect hebben op [de jeugdige] stemming en gedrag, zoals door de regiebehandelaar is toegelicht.
5.5. De regiebehandelaar heeft verder toegelicht dat binnen [naam instelling] de afgelopen periode is gezocht naar alternatieve verblijfplekken voor [de jeugdige] , maar dat binnen [naam instelling] noch elders een geschikte alternatieve plek voor [de jeugdige] is. Als de gesloten plaatsing op deze behandelgroep zou stoppen dan zou [de jeugdige] dus zonder onderdak op straat komen te staan. Dat is niet in zijn belang.
5.6. [de jeugdige] is op dit moment ruim twee maanden meerderjarig. Tijdens de zitting is gebleken dat er voor [de jeugdige] opnieuw een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wordt aangevraagd. Deze aanvraag is volgens de regiebehandelaar, en zoals bevestigd door de mentor, vrijwel compleet en zal zeer binnenkort worden ingediend. De verwachting is dat de aanvraag voor deze indicatie na indiening bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) binnen een aantal weken zal zijn beoordeeld en toegewezen. Een Wlz-indicatie is volgens de regiebehandelaar noodzakelijk voor het realiseren van een passende vervolgplek voor [de jeugdige] .
5.7. Alles overwegend is de kinderrechter van oordeel dat bij de huidige stand van zaken jeugdhulp voor [de jeugdige] nog steeds noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de jeugdige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat een langer verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de jeugdige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
5.8. De kinderrechter is verder van oordeel dat het in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [de jeugdige] is dat zijn verblijf binnen een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voortduurt en dat er sprake is van zeer uitzonderlijke zwaarwegende omstandigheden die dat voortgezet verblijf van [de jeugdige] bij [naam instelling] , en daarmee een voortzetting van de inbreuk op zijn vrijheid, rechtvaardigen en noodzakelijk maken.
5.9. Gelet op wat er is bepaald in artikel 6.1.2, vierde lid, onder d, van de Jeugdwet zal de machtiging worden verleend tot 14 december 2025. Op die datum is [de jeugdige] namelijk een half jaar meerderjarig. Het meer of anders verzochte zal de kinderrechter afwijzen.
5.10. Tot slot overweegt de kinderrechter dat hij van alle betrokken, en in het bijzonder van de mentor, verwacht dat zij zich in het belang van [de jeugdige] blijven inspannen om toe te werken naar een andere vorm van jeugdhulp dan de gesloten jeugdhulp. Het verblijf van [de jeugdige] binnen de gesloten jeugdhulp in de periode tot 14 december 2025 dient niet langer te duren dan strikt noodzakelijk is.
5.11. Deze beschikking is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad.
6 De beslissing
De kinderrechter:
6.1. verleent een machtiging om [de jeugdige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 augustus 2025 tot 14 december 2025;
6.2. wijst het meer of anders verzochte af.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).