ECLI:NL:RBGEL:2025:6684 - Rechtbank Gelderland - 30 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/454216 / FA RK 25-2397 Datum uitspraak: 30 juli 2025
beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen betrokkene, wonend in Amsterdam, advocaat mr. B.J. de Groot in Haarlem.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank heeft op 14 juli 2025 het verzoekschrift met bijlagen ontvangen.
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 juli 2025. Daarbij zijn gehoord:
2 Wat vaststaat
2.1. De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 10 augustus 2025.
3 Het verzoek
3.1. De officier van justitie verzoekt de rechtbank primair om een opvolgende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen. Subsidiair verzoekt de officier van justitie om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen, als de rechtbank het verzoekschrift vanwege termijnoverschrijding aanmerkt als een eerste zorgmachtiging.
4 De beoordeling
4.1. De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van negen maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2. De rechtbank stelt allereerst vast dat het verzoek van de officier van justitie tot een aansluitende zorgmachtiging op grond van artikel 6:6 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg te laat is ingediend. De advocaat van betrokkene verzoekt daarom het verzoek van de officier van justitie aan te merken als een nieuw (eerste) verzoek, waardoor de zorgmachtiging voor maximaal zes maanden kan worden verleend. De rechtbank volgt dit niet. De vorige zorgmachtiging is namelijk nog niet vervallen: deze was verleend tot en met 10 augustus 2025 en er zijn vanaf het indienen van het verzoek door de officier van justitie nog geen drie weken verstreken. De rechtbank ziet op grond van de wet en de jurisprudentie daarom geen noodzaak om het verzoek van de officier van justitie aan te merken als een eerste verzoek.
4.3. Betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een bipolaire-1-stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen (in vroege remissie). Ook is er mogelijk sprake van persoonlijkheidsproblematiek.
4.4. Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
-
levensgevaar;
-
ernstig lichamelijk letsel;
-
ernstige psychische schade;
-
ernstige verwaarlozing;
-
maatschappelijke teloorgang;
-
ernstig verstoorde ontwikkeling;
-
bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt.
4.5. Om het ernstige nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en zodanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
4.6. Tijdens de zitting is gebleken dat het momenteel goed gaat met betrokkene. Sinds haar opname in de instelling is haar toestand stabiel gebleven. Desondanks blijven er zorgen bestaan, omdat er in de nabije toekomst veranderingen zullen plaatsvinden, zoals een verhuizing en het afbouwen van de medicatie. Uit het verleden is gebleken dat betrokkene snel kan ontregelen wanneer het niet goed met haar gaat. Daarnaast komt ook de vader van betrokkene binnenkort vrij, waarbij nog onduidelijk is of hij een risicofactor of juist een ondersteunende rol kan vervullen voor betrokkene. Deze onzekerheden brengen risico’s met zich mee. Om deze redenen acht de rechtbank het noodzakelijk om de zorgmachtiging te verlenen en oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
-
het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles;
-
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
4.7. Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
-
het beperken van de bewegingsvrijheid;
-
insluiten, telkens maximaal drie dagen;
-
uitoefenen van toezicht op betrokkene, telkens maximaal drie dagen;
-
onderzoek aan kleding of lichaam;
-
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
-
controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
-
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
-
opnemen in een accommodatie.
4.8. De rechtbank wijst ‘het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’ als vorm van verplichte zorg af, omdat gebleken is dat hiertoe geen noodzaak bestaat. Verder verleent zij de machtiging voor de vormen van verplichte zorg ‘insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht op betrokkene’ voor de duur van telkens maximaal drie dagen. Hoewel niet op voorhand kan worden uitgesloten dat als deze zorgvormen moeten worden ingezet, dit ook na drie dagen nog nodig zal zijn, is de rechtbank het met de advocaat van betrokkene eens dat het wenselijk is dat in dat geval de procedure wordt gevolgd van artikel 8:11 e.v. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (tijdelijke verplichte zorg in noodsituaties). Op die manier wordt bereikt dat er op dat moment een nieuwe rechterlijke toets plaatsvindt naar de noodzaak van de ingezette zorg. De advocaat van betrokkene heeft daarnaast verzocht om ‘beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ af te wijzen. De rechtbank volgt het verweer van de advocaat niet en ziet op basis van de overgelegde stukken en met name wat besproken is tijdens de zitting geen aanleiding om deze zorgvorm af te wijzen. Dit heeft ermee te maken dat als betrokkene ontregeld raakt, zij mogelijk het contact met mensen opzoekt of in stand laat die een verkeerde invloed op haar hebben. Met betrekking tot de vormen van verplichte zorg ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’ en ‘*controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen’*overweegt de rechtbank dat deze zorgvormen uitsluitend mogen worden ingezet indien er aanwijzingen zijn voor middelengebruik.
4.9. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.10. De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.
4.11. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de duur van negen maanden. Dit heeft te maken met het feit dat het verzoek van de officier van justitie te laat is binnengekomen. Voor betrokkene heeft dit geleid tot onnodige onduidelijkheid over het vervolg. Daaraan komt de rechtbank op deze manier tegemoet en hiermee wil de rechtbank ook een signaal afgeven aan het Openbaar Ministerie over het belang van tijdige indiening van verzoeken als dit.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1. verleent een zorgmachtiging voor [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de maatregelen die in 4.6. en 4.7. staan kunnen worden toegepast;
5.2. bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 april 2026;
5.3. wijst het meer of anders verzochte af.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel cassatie open.