Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:6640 - Rechtbank Gelderland - 30 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:664030 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer: 11603394 MP VERZ 25-529

zaaknummer: 11603381 BM VERZ 25-1667

registernummers: MB20037 en BM32009

beschikking van de kantonrechter van 30 juli 2025

op verzoek van:

[moeder] ,

wonende te [postcode en plaats] , [straat en huisnummer] hierna ook te noemen: moeder, en [vader] , wonende te [postcode en plaats] , [straat en huisnummer] , hierna ook te noemen: vader, samen hierna te noemen: verzoekers of de ouders, gemachtigde: mr. R. Plieger , advocaat te Hemmen ,

betreffende

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , wonende te [postcode en plaats] , [straat en huisnummer] , hierna te noemen: betrokkene of [betrokkene] , gemachtigde: mr. K.W.A. Wools , advocaat te Elst ,

van wie mentor is

[mentor]

correspondentieadres: [postcode en plaats] , [straat en huisnummer] , hierna te noemen: mentor.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:

  • het verzoekschrift met bijlage(n), ontvangen op 19 maart 2025;

  • het verweerschrift van de bewindvoerder, ontvangen op 11 april 2025;

  • het e-mailbericht van de bewindvoerder, ontvangen op 16 april 2025

  • het verweerschrift met bijlage(n) van de mentor, ontvangen op 17 april 2025;

  • het verweerschrift van mr. K.W.A. Wools met bijlage(n), ontvangen op 18 april 2025;

  • de aanvullende stukken ten behoeve van het verweerschrift van mr. K.W.A. Wools , ontvangen op 25 april 2025;

  • het verweerschrift van de mentor met bijlage(n), leesbaar ontvangen op 25 mei 2025;

  • de e-mail van verzoekers van 10 juni 2025;

  • de e-mail van de rechtbank aan partijen van 20 juni 2025;

  • het aanvullend verzoekschrift, ontvangen op 24 juni 2025;

  • het e-mailbericht met bijlage(n) van mr. K.W.A. Wools , ontvangen op 27 juni 2025.

Het verzoek is behandeld ter zitting op 4 juli 2025. Ter zitting zijn de verzoekers, bijgestaan door mr. R. Plieger verschenen. Betrokkene is samen met haar begeleider [begeleider] en bijgestaan door mr. K.W.A. Wools verschenen. Verder zijn de mentor en [bewindvoerder] , de bewindvoerder van betrokkene, verschenen.

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 26 oktober 2010 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene met benoeming van [moeder] als mentor. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 30 november 2023 is [moeder] ontslagen als mentor en is [mentor] benoemd als opvolgend mentor. Deze beschikking is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigd bij beschikking van 18 juni 2024.

Het verzoek en het verweer

Verzoekers hebben verzocht om het ontslag van de mentor, op de gronden vermeld in het verzoekschrift en het aanvullend verzoekschrift. De mentor, de bewindvoerder en betrokkene hebben verweer gevoerd, een en ander zoals nader weergegeven in hun verweerschriften. Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht. Daarbij is het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder ingetrokken.

De beoordeling

In artikel 1:461 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat een mentor kan worden ontslagen, onder meer vanwege gewichtige redenen. Dit kan onder meer op verzoek van de ouders (zie artikel 1:461 in samenhang met artikel 1:451, eerste en tweede lid BW).

In artikel 1:452, lid 3 BW staat dat de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene volgt, tenzij gegronde redenen zich daartegen verzetten.

De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen die zouden moeten leiden tot het ontslag van de mentor.

Taak mentor Een mentor dient haar taak op grond van de wet en het VN-Gehandicaptenverdrag uit te oefenen in het belang van de persoon voor wie de beschermingsmaatregel is ingesteld. Zij moet haar, zo veel als mogelijk is, betrekken bij de uitvoering, haar wensen en autonomie respecteren en haar zelfredzaamheid stimuleren.

Over [betrokkene] Bij de instelling van het huidige mentorschap is toegelicht dat [betrokkene] vanaf haar geboorte een ontwikkelingsachterstand heeft, zowel motorisch als cognitief, met een IQ van circa 61. Dit is niet met stukken onderbouwd. In de stukken die in deze zaak zijn ingediend, wordt gesteld dat [betrokkene] een autismespectrumstoornis heeft en sociaal-emotioneel functioneert zoals kinderen in de ontwikkelingsfase van 18 maanden tot drie jaar. Geschreven is dat zij een disharmonisch functieprofiel heeft. Dat houdt in dat zij verbaal beter functioneert dan performaal (beter met woorden dan in de uitvoering). Ter zitting is door de mentor toegelicht dat in 2016 voor het een laatst een psychologische rapportage over het functioneren van [betrokkene] is opgesteld. Zij voert aan dat het niveau van sociaal-emotioneel functioneren door de instelling waar [betrokkene] verblijft, is bepaald en dat dat niet als deskundig onderzoek kan worden beschouwd. [betrokkene] is inmiddels 32 jaar oud. Zowel uit het verweerschrift van betrokkene als uit het verweer van de mentor blijkt dat het op dit moment goed gaat met [betrokkene] , dat zij zich goed ontwikkelt, dat zij haar eigen mening kan vormen en dat zij een eigen wil kan hebben en heeft. De mentor schrijft: “Ik zie dat [betrokkene] ongeloofelijk gegroeid is. De aanpak om haar zelf de regie te geven en haar daarin te begeleiden en daar overnemen wanneer nodig, blijkt goed te werken. … ik zie een cliënte die enorme stappen zet naar eigen regie en zelfstandigheid en … haar angst wordt minder”. De advocaat van [betrokkene] heeft onder meer stukken overgelegd van het begeleidingsteam van de woonlocatie en van de onafhankelijke cliëntondersteuner, waaruit blijkt hoe het met [betrokkene] gaat, informatie betreffende de EMDR-behandelingen, informatie van (de psycholoog van) het CCE, WhatsApp berichten tussen [betrokkene] en de mentor (waarin te zien is hoe zij communiceren) en door [betrokkene] zelf handgeschreven reacties op stukken van haar ouders, waarin zij haar mening geeft over wat zij daarin leest. In de rapportage van de GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] van het CCE van 8 april 2024 staat hoe zij [betrokkene] heeft ervaren in het CCE-traject in 2021-2022. Hierin staat onder meer: “[betrokkene] weet mijns inziens heel goed wat ze wil en ze kan dat ook heel goed vertellen, als ze zich veilig voelt. Wanneer haar een vraag wordt gesteld heeft ze tijd nodig om de vraag te verwerken, overzicht te krijgen en een antwoord te formuleren … In een veilige situatie zie je hoeveel zelfvertrouwen ze heeft … Ze … voelt of de ander haar ziet zoals ze kan zijn.” Verder staat hierin: “[betrokkene] gaf … aan dat ze het soms ook moeilijk vindt als haar moeder over haar grens gaat… [betrokkene] vertelde aan haar moeder dat ze meer zelf wil bepalen. … De moeder van [betrokkene] wilde rekening houden met de boodschap van [betrokkene] , hoe moeilijk ook.” [betrokkene] heeft nu benoemd dat ze het fijn vindt dat ze niet meer door haar moeder op persoonlijke en financiële keuzes wordt aangesproken, bijvoorbeeld over het kopen en gebruiken van haargel. Ook is ze trots op dingen die ze (zelf) doet en zou ze die trots graag met haar moeder delen. Ze zou ook willen dat haar moeder trots op haar is. [betrokkene] is blij met haar huidige mentor en bewindvoerder en wil die houden.

Het werk van de mentor De mentor heeft toegelicht hoe zij haar werkzaamheden uitvoert en waarom zij dat zo doet. Dat blijkt ook uit door partijen de overgelegde stukken. Zij voert aan dat zij haar werkzaamheden uitvoert in het belang van [betrokkene] . [betrokkene] is met haar beperkingen wel degelijk in staat een eigen mening te hebben. De mentor toetst of haar wens doordacht, veilig en niet impulsief is, respecteert die en biedt daarin ook wel weerwoord of stelt [betrokkene] voorwaarden. Zo geeft zij het voorbeeld dat [betrokkene] wilde stoppen met hockey en een andere sport wilde oppakken. De mentor heeft dat gerespecteerd maar heeft [betrokkene] laten weten dat zij de hockeyclub zelf moest laten weten dat zij wilde stoppen en dat zij netjes afscheid moest nemen. Ook heeft ze een indringend gesprek met haar gehad toen [betrokkene] terugkwam van haar beslissing om met haar zus (die een jaar naar het buitenland ging) te speken. Informatie biedt ze [betrokkene] gedoseerd aan. Zo nodig neemt de mentor zaken van [betrokkene] over. Uit de stukken blijkt dat [betrokkene] de voorstellen van de mentor niet altijd makkelijk vindt maar niet blijkt dat de mentor haar met haar weerwoord of voorwaarden overvraagt. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [betrokkene] voldoende wilsbekwaam is voor de door de mentor gekozen werkwijze. Uit de diverse overgelegde stukken blijkt dat diverse deskundige betrokkenen [betrokkene] vaardiger achten dan moeder stelt. De mentor benoemt dat zij naar de begeleiding kritisch is, het zegt als ze denkt dat zaken anders moeten en gevraagd en ongevraagd advies geeft.

Script en taakuitoefening mentor Verzoekers stellen dat in 2023 een foutief script is ontstaan dat nog steeds het denken en gedrag van [betrokkene] bepaalt. Zij leggen uit dat een script een beschrijving/vertaling van een sociale situatie is die ( [betrokkene] ) helpt bij het begrijpen van die situatie en het aanleren van gedrag dat daarbij gepast is. In dit geval, schrijft de tante van [betrokkene] , gaat het om het script ‘mama luistert niet naar me, doet wat ze wil, bepaalt voor mij’. De ouders stellen dat de mentor dat script voedt door de sociale situatie verkeerd aan [betrokkene] uit te leggen en haar dingen te laten doen en schrijven die haar vermogens te boven gaan. Zo worden dingen op een gekleurde manier aan [betrokkene] uitgelegd en de onveilige relatie met moeder/familie gevoed, stellen de ouders. De mentor en de gemachtigde van [betrokkene] hebben dat onderbouwd weersproken. [betrokkene] heeft een eigen mening en de mentor probeert haar telkens weer te bewegen tot contact met haar moeder en familie. Uit de stukken blijkt de kantonrechter niet dat de mentor [betrokkene] bevestigt in of vasthoudt aan een vooroordeel, strikte zienswijze of leefregel. Ook blijkt daaruit voldoende dat [betrokkene] ook anders mag denken over haar moeder en contact met haar moeder. Dat doet ze ook. [betrokkene] benoemt ten aanzien van de cadeautjes-tas dat zij benieuwd is naar de cadeautjes en dat ze de gevers graag wil bedanken maar tegelijk wil ze niet dat haar moeder haar met zo’n tas overvalt. Het is dan haar keuze om de tas terug te laten sturen, die de mentor respecteert. Met de kaartjes is het op vergelijkbare wijze gegaan. Ook het incident met de kus tijdens de vierdaagse in 2024 is sprekend. Daar was de mentor niet bij. Of nou sprake was van een eenvoudige kus op de wang of van een knuffel en kus, kan in het midden blijven. Onweersproken is dat [betrokkene] na het onverwachte contact met moeder is weggerend naar huis.

De kantonrechter is van oordeel dat het er eerder op lijkt dat het gedrag van moeder voormeld script voedt en maakt dat [betrokkene] het gevoel heeft dat er niet naar haar geluisterd wordt. De wijze waarop de mentor bij de moeder aandringt op een gedragswijziging, waarover onder het kopje ‘contactherstel’ meer, is gericht op doorbreken van dat gedrag van moeder met als uiteindelijk doel contactherstel. Bovendien blijkt uit hetgeen [GZ-psycholoog] schrijft (zie hiervoor onder ‘Over [betrokkene]’) en de overige stukken van het CCE en over de EMDR-therapie dat het proces van verzet tegen en losmaken van moeder al veel langer gaande is.

De mentor heeft [betrokkene] de ouderbrief laten lezen. Hoewel de mentor er ook voor had kunnen kiezen [betrokkene] hierover alleen te vertellen, is de kantonrechter van oordeel dat de mentor haar keuze om [betrokkene] de brief te laten lezen voldoende heeft toegelicht.

De kantonrechter constateert dat uit de stukken blijkt dat de mentor vindt dat de moeder de wensen van [betrokkene] niet respecteert en over de grenzen van [betrokkene] gaat alsmede dat zij dat niet goed vindt. Dat een mentor niet accepteert dat iemand de grenzen van haar cliënte niet respecteert en aan haar cliënte laat weten dat zij het niet ok vindt als iemand over je grenzen gaat, is niet het bevestigen in voormeld script – in de zin van een foutieve taakuitoefening – maar past bij een juiste taakuitoefening van een mentor. Van een fout op dit punt is derhalve geen sprake. Dat laat onverlet dat de mentor zou kunnen onderzoeken of het helpend is voor [betrokkene] als de mensen om haar heen op een andere manier met haar communiceren, middels een ander ‘script’ of met een ander insteek, maar het is aan de mentor welke keuzes zij daarin maakt.

Contactherstel Blijkens de beschikking van het Hof heeft de mentor toegezegd dat ze haar best gaat doen om het contact te herstellen en dat ze gaat onderzoeken of de woon- en werkplek nog steeds het beste bij betrokkene passen.

Er bestaat al langere tijd geen contact tussen [betrokkene] en haar vader. Het CCE is geconsulteerd in verband met de problematiek dienaangaande. De kantonrechter ziet de aan het Hof toegezegde inspanningen voor contactherstel dan ook als dat deze zouden zien op herstel van contact tussen [betrokkene] en haar moeder (en eventueel met andere familieleden of kennissen).

Uit de stukken blijkt dat het goed gaat [betrokkene] , ze ontwikkelt een sterker ‘Ik’ en meer zelfvertrouwen. Daarbij past ook het hebben van een eigen wil over de wijze van contact met moeder. Uit de stukken en wat besproken is tijdens de zitting blijkt dat contactherstel met familie mogelijk is. Een familielid [familielid] respecteert de grenzen die [betrokkene] stelt en met hem heeft ze nu weer persoonlijk contact. Hieruit blijkt dat het contactherstel niet wordt tegengehouden door de mentor maar dat de wil van [betrokkene] hierin bepalend is.

Ten aanzien van het contactherstel met de moeder heeft de mentor voldoende toegelicht hoe ze daarin heeft gehandeld. Uit de stukken blijkt dat zij zich heeft ingespannen voor contactherstel maar dat ze daarbij ook geluisterd heeft naar [betrokkene] . Ook is daarin te lezen dat ze [betrokkene] stimuleert op een wijze die kan bijdragen aan contactherstel, dat ze moeder - omdat dat voor [betrokkene] nodig was - grenzen heeft gesteld en dat ze moeder ook voorstellen heeft gedaan die als doel hadden om bij [betrokkene] ruimte voor contact te laten ontstaan. Uiteindelijk respecteert de mentor daarbij de voldoende wilsbekwaam gevormde wens van [betrokkene] , zoals haar taak is. Ook het stellen van grenzen aan derden in de omgang met haar cliënte past binnen een juiste taakuitoefening van de mentor. [betrokkene] vond het voorval tijdens de vierdaagse onprettig omdat haar grenzen werden overschreden. De mentor heeft moeder daar op aangesproken en als gevolg van dit incident moeder nadere grenzen gesteld. Ook heeft de mentor benadrukt dat moeder rechthebbende met kerst 2024 met rust moest laten zodat in januari gesproken kon worden over een bezoek. Moeder heeft dat verzoek naast zich neergelegd. Inmiddels is er een flink aantal incidenten geweest (de kus, de ouderbrief, de kaartjes, de cadeau-tas, de huidige procedure) die allen leiden tot onrust en onwil bij [betrokkene] . Die onrust staat een contactherstel steeds meer in de weg.

Het is aan de moeder om naar de signalen en instructies van de mentor te luisteren, voorzichtiger te handelen en de grenzen van haar dochter te respecteren, hoe moeilijk dat voor de moeder wellicht ook is (zoal moeder in 2022 al tegen [GZ-psycholoog] heeft gezegd en zoals de mentor in haar communicatie naar moeder ook erkent). Ook is het aan de moeder om met de handvatten die de mentor geeft [betrokkene] het vertrouwen te geven dat zij haar grenzen respecteert.

De kantonrechter heeft de indruk dat de moeder niet kan of wil inzien dat haar kind, ondanks haar verstandelijke beperking en de autismespectrumstoornis, een volwassen vrouw van 32 jaar is met eigen wensen en mogelijkheden. Als de moeder contactherstel wil, zal ze dit moeten accepteren en dat ook aan haar dochter moeten laten merken. Op dit moment lijkt het er op dat de moeder daartoe niet in staat is.

De kantonrechter ziet in de gang van zaken betreffende het contactherstel geen reden voor ontslag van de mentor.

Onderzoek naar de passendheid van de woonvorm Ten aanzien van het onderzoek naar de passendheid van de woonplek van [betrokkene] constateert de kantonrechter het volgende: Thans blijkt niet dat de woonplek niet voldoet. Met betrokkene gaat het goed. [zorgverzekeraar] heeft onderzoek gedaan naar de woonplek in relatie tot het PGB en heeft geen reden gezien tot maatregelen. De IGJ heeft onderzoek gedaan en heeft de eerste door de woonvorm getroffen maatregelen (meer dan) voldoende geacht. Het eindrapport laat nog op zich wachten. De mentor heeft een vraag neergelegd bij het CCE. Het CCE heeft na de oriëntatiefase geen onderzoek willen doen vanwege de koppeling tussen de woonplek en het contactherstel en de houding van de ouders ten aanzien van de woonvorm. Anders dan de ouders, acht de kantonrechter het CCE een onafhankelijk instelling. Dat zij eerder onderzoek hebben gedaan betreffende [betrokkene] maakt dat niet anders.

In de terugkoppelingsmail van het CCE (bijlage 5 bij het verweerschrift van de mentor) staat dat een gedragsdeskundige zou kunnen onderzoeken wat de ondersteuningsvraag van [betrokkene] is en wat dit vraagt van haar woon- en dagbestedingsplek. Ook staat daarin dat helpend zou kunnen zijn om te kijken naar/advies te vragen over de wijze van communiceren met iemand met ASS.

Ter zitting heeft de mentor aangegeven dat zij bereid is nogmaals naar de vraagstelling te kijken om te zien of het CCE wel onderzoek wil doen als alleen gevraagd wordt naar de passendheid van de woonplek en de vraag wordt losgekoppeld van het contactherstel.

De mentor heeft derhalve nog handvatten om het onderzoek naar de woon- en werkplek nader op te pakken. Van tekortschieten is geen sprake.

Conclusie Alles in samenhang bezien, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen die zouden moeten leiden tot het ontslag van de mentor. De kantonrechter zal het verzoek afwijzen.

Proceskostenveroordeling Hoewel de huidige procedure niet in het belang is van betrokkene en haar gevoel van veiligheid verder lijkt te hebben geschaad, ziet de kantonrechter op dit moment nog geen reden om tot een proceskostenveroordeling te komen, gelet op de familiaire verhoudingen tussen verzoekers en betrokkene. De kantonrechter zal de kosten compenseren in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.

Extra uren Het staat de mentor vrij een verzoek in te dienen om bij betrokkene extra uren in rekening te mogen brengen omdat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden bij de taakuitoefening. Dat het zuur is voor betrokkene dat zij dan extra kosten heeft omdat de mentor meer uren aan haar heeft moeten besteden dan gebruikelijk, is geen reden om dat verzoek niet te doen. Het is immers ook in het belang van betrokkene dat de mentor dat kan (blijven) doen.

Mediation De kantonrechter geeft partijen opnieuw in overweging de mogelijkheden van mediation te verkennen. Wellicht zou mediation tussen moeder en de woonvorm en/of tussen moeder en de mentor helpend kunnen zijn.

De beslissing

De kantonrechter:

  • wijst het verzoek tot het ontslag van de mentor af;

  • wijst het verzoek tot veroordeling in de proceskosten af;

  • wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.