ECLI:NL:RBGEL:2024:3302 - Rechtbank Gelderland - 29 mei 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/420851 / HA ZA 23-274
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
1 [eis in conv/verw in reconv sub 1] ,
2. [eis in conv/verw in reconv sub 2], beiden wonende te [woonplaats] , eisers in conventie, verweerders in reconventie, advocaat mr. C.A.M.H. Vink te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde in conv/eiser in reconv], handelend onder de naam [bedrijf 1], wonende te [woonplaats] , gedaagde in conventie, eiser in reconventie, advocaat mr. J.A.Th. Spoor te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers in conv/verweerders in reconv] en [gedaagde in conv/eiser in reconv] worden genoemd.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 17 april 2024 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de door de rechtbank voorgedragen persoon van de deskundige, de onderzoeksvragen en de begroting van het voorschot van de deskundige.
De persoon van de deskundige
2.2. [eisers in conv/verweerders in reconv] hebben geen bezwaar tegen de door de rechtbank voorgedragen persoon van de deskundige.
2.3. [gedaagde in conv/eiser in reconv] stemt in met de benoeming van de door de rechtbank voorgedragen persoon van de deskundige, op voorwaarde dat àlle contacten tussen de deskundige en partijen in gezamenlijkheid plaatsvinden.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt. Op de uitvoering van een bevolen deskundigenbericht is de ‘Leidraad deskundigen in civiele zaken’ van toepassing. Daarin worden hoor en wederhoor als fundamenteel beginsel van procesrecht vermeld. Met name in de hoofdstukken 4.1, 5.1, 5.2 en 11.2 van deze leidraad wordt uiteengezet wat dit beginsel betekent voor de communicatie tussen de deskundige en de partijen. Hoe belangrijk dit beginsel (deze hoofdregel) ook mag zijn, van een absoluut recht is geen sprake. Hierdoor kan worden ingespeeld op de omstandigheden van het geval en kan misbruik worden tegengaan. De rechter zal toezien op een behoorlijk procesverloop en zo nodig over concrete situaties beslissen. Een voorbeeld van dit laatste is dat (doorgaans) in een vonnis waarin een deskundigenbericht wordt gelast aan één van de partijen wordt opgedragen een afschrift van het procesdossier aan de deskundige te verstrekken. De rechtbank constateert dat de door [gedaagde in conv/eiser in reconv] gestelde voorwaarde losstaat van de persoon van de deskundige. Het voorgaande maakt dat aan de door [gedaagde in conv/eiser in reconv] gestelde voorwaarde voorbij wordt gegaan, zodat de door de rechtbank voorgedragen persoon als deskundige benoembaar is.
De onderzoeksvragen
2.5. [eisers in conv/verweerders in reconv] hebben de rechtbank bericht dat zij kunnen instemmen met de door de rechtbank (in rechtsoverweging 4.13. van het tussenvonnis van 17 april 2024) geformuleerde vragen a tot en met d.
2.6. [gedaagde in conv/eiser in reconv] heeft de rechtbank bericht dat hij kan instemmen met de door de rechtbank geformuleerde vragen b, c en d. [gedaagde in conv/eiser in reconv] kan niet instemmen met de door de rechtbank geformuleerde vraag a, omdat daarin wordt verwezen naar onderwerpen/punten (in rechtsoverweging 4.10. van het tussenvonnis van 17 april 2024) waarvan een aantal niet onder de door [eisers in conv/verweerders in reconv] verstrekte opdracht viel en waarover de deskundige dus niet dient te oordelen. [gedaagde in conv/eiser in reconv] maakt dit bezwaar, omdat volgens hem:
Daarnaast heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] de rechtbank verzocht om aan de deskundige een aantal aanvullende vragen/stellingen/opmerkingen (a tot met m) voor te leggen.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.11. van het tussenvonnis van 17 april 2024 heeft overwogen, zal de rechtbank aan het hiervoor genoemde bezwaar van [gedaagde in conv/eiser in reconv] voorbij gaan. Daarentegen hebben [eisers in conv/verweerders in reconv] op het hiervoor genoemde verzoek van [gedaagde in conv/eiser in reconv] nog niet kunnen reageren. In de gegeven omstandigheden acht de rechtbank het - gelet op het beginsel van hoor en wederhoor (en daarmee de kwaliteit van het debat van partijen) - van belang dat [eisers in conv/verweerders in reconv] in de gelegenheid worden gesteld om desgewenst nog een akte te nemen. Die akte zal slechts betrekking mogen hebben op laatstgenoemd verzoek van [gedaagde in conv/eiser in reconv] . De rechtbank zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen.
De begroting van het voorschot van de deskundige
2.8. [eisers in conv/verweerders in reconv] hebben aangevoerd de begrote kosten, in vergelijk met de kosten van hun deskundige, fors te vinden. De rechtbank neemt aan dat [eisers in conv/verweerders in reconv] hiermee doelen op de kosten van het rapport van [deskundige] (€ 1.089,00). Ook hebben [eisers in conv/verweerders in reconv] aangevoerd dat zij, zo begrijpt de rechtbank, niet over de middelen beschikken om het voorschot te kunnen betalen. In de gegeven omstandigheden - waaronder de met foto’s en een deskundigenrapport onderbouwde stellingen van [eisers in conv/verweerders in reconv] en de omstandigheid dat [eisers in conv/verweerders in reconv] de financieel zwakkere partij zijn - moet het voorschot in afwijking van artikel 195 Rv voor rekening en risico van [gedaagde in conv/eiser in reconv] komen, aldus [eisers in conv/verweerders in reconv] Subsidiair hebben [eisers in conv/verweerders in reconv] de rechtbank verzocht om te bepalen dat beide partijen de helft van dit voorschot moeten betalen, dan wel (meer subsidiair) dat zij dit voorschot in bijvoorbeeld vijf maandelijkse termijnen mogen betalen.
2.9. [gedaagde in conv/eiser in reconv] heeft geen bezwaar tegen het voorschotbedrag, dat volgens hem in de gegeven omstandigheden op grond van artikel 195 Rv door [eisers in conv/verweerders in reconv] moet worden betaald. Volgens [gedaagde in conv/eiser in reconv] hebben [eisers in conv/verweerders in reconv] (ook) niet aangetoond financieel niet draagkrachtig te zijn.
2.10. De rechtbank overweegt als volgt. Niet gesteld of gebleken is dat de kosten van de door de rechtbank voorgestelde deskundige onredelijk hoog zijn. De enkele omstandigheid dat het verschil in de kosten van de betreffende deskundigen fors is, maakt dat niet anders, alleen al omdat de aard en omvang van het door de rechtbank te bevelen deskundigenonderzoek verschillen van die van het door [deskundige] uitgevoerde onderzoek. In het tussenvonnis van 17 april 2024 heeft de rechtbank overwogen dat, op grond van artikel 195 Rv, [eisers in conv/verweerders in reconv] - als eisende partij in conventie en als zijnde de partij op wie ook in reconventie de bewijslast met betrekking tot de gestelde gebreken rust - de kosten van het voorschot voor de deskundige moeten deponeren. In de argumenten van [eisers in conv/verweerders in reconv] ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om daarop geheel of gedeeltelijk terug te komen. In de gegeven omstandigheden moet het - hoe problematisch dat voor [eisers in conv/verweerders in reconv] ook mag zijn - ervoor worden gehouden dat een voor [eisers in conv/verweerders in reconv] voorzienbaar procesrisico zich heeft verwezenlijkt en dat zij dit redelijkerwijs niet geheel, gedeeltelijk of tijdelijk op anderen ( [gedaagde in conv/eiser in reconv] , de deskundige en/of de rechtbank) kunnen afwentelen. Zelfs als de niet onderbouwde stelling van [eisers in conv/verweerders in reconv] - dat zij de financieel zwakkere partij zijn - juist is, dan geeft die omstandigheid op zichzelf en in samenhang met de overige omstandigheden onvoldoende grond om anders te oordelen.
2.11. Het voorgaande laat onverlet dat - gelet op het verzoek van [gedaagde in conv/eiser in reconv] om aan de deskundige een aantal aanvullende vragen/stellingen/opmerkingen voor te leggen en afhankelijk van de beslissing op dat verzoek - het voorschot mogelijk opnieuw moet worden begroot.
Algemeen
2.12. De rechtbank zal iedere verdere beslissing in conventie en reconventie aanhouden.
3 De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 12 juni 2024 voor het door [eisers in conv/verweerders in reconv] nemen van de hiervoor genoemde akte, waarin zij desgewenst (uitsluitend) kunnen reageren op het verzoek van [gedaagde in conv/eiser in reconv] om aan de deskundige een aantal aanvullende vragen/stellingen/opmerkingen (a tot met m) voor te leggen,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.