ECLI:NL:RBDHA:2025:18654 - Rechtbank Den Haag - 6 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25116
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en
(gemachtigde: mr. E. de Bonth).
Procesverloop
Met het besluit van 7 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Eiser heeft toestemming gegeven om het beroep buiten zitting af te doen, verweerder heeft geen reactie ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en doet uitspraak zonder zitting.
Beoordeling door de rechtbank
-
Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1983 en de Libische nationaliteit te hebben.
-
Verweerder heeft aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd, waarbij Tunesië wordt aangewezen als land waar eiser naar terug moet keren.
-
Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert daartoe aan dat niet is gebleken op welke wijze hij zijn zienswijze kenbaar heeft kunnen maken. Verder is niet voldoende gemotiveerd waarop verweerder heeft gebaseerd dat eiser mogelijk kan terugkeren naar Tunesië. In de aanvullende gronden vult eiser aan dat bij de taalanalyse niet is onderzocht in welke mate eisers spraak is beïnvloed door de taal van zijn Tunesische moeder. Tot slot is niet gebleken dat opnieuw is getoetst aan artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn. Hierbij verwijst eiser naar het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 17 oktober 2024 (hierna: het arrest Ararat).
[2]
De rechtbank oordeelt als volgt.
-
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom Tunesië wordt aangewezen als land waar de toegang mogelijk gewaarborgd is voor eiser. Niet betwist wordt dat bij de presentatie bij de Libische consul op 1 mei 2025 de door eiser opgegeven Libische nationaliteit niet kon worden bevestigd. Verweerder heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat er sterke aanwijzingen zijn dat eiser de Tunesische nationaliteit heeft. Dit is evenwel onvoldoende onderbouwd. Voor zover verweerder hiervoor verwijst naar de taalanalyse van 2 januari 2025 volgt daaruit slechts dat eiser niet eenduidig kan worden herleid tot de Libische spraakgemeenschap. Uit de taalanalyse komt verder naar voren dat kan worden vermoed dat eiser uit Tunesië komt. Dit wordt gebaseerd op de verklaringen van eiser dat zijn moeder Tunesisch is en dat zijn vader in Tunesië heeft gewerkt, in samenhang met zijn spraakgebruik. Hieruit volgt echter onvoldoende dat eiser de Tunesische nationaliteit heeft of dat hij afkomstig is uit Tunesië. Immers, dat een van zijn ouders Tunesisch zou zijn, maakt nog niet dat eiser zelf die nationaliteit heeft of dat zijn herkomst daar is gelegen en dat toelating gewaarborgd is. Bovendien volgt uit het vertrekgesprek van 27 februari 2025 dat eiser ook Arabisch Syrisch en Arabisch Algerijns met de tolk heeft gesproken, nationaliteiten die door eiser eerder zijn opgegeven blijkens de claim in Zwitserland van 18 oktober 2022. Bij de taalanalyse is bovendien niet onderzocht in hoeverre eisers spraak is beïnvloed door het spraakgebruik van zijn moeder.
-
Verder klaagt eiser in zijn beroepschrift terecht over de ondeugdelijke motivering in het bestreden besluit aangaande de door hem naar voren gebrachte omstandigheden in de zienswijze, voorafgaande aan dit besluit. De zienswijze zit niet bij de stukken en in het bestreden besluit is ook niet nader toegelicht wat eiser in dat verband naar voren heeft gebracht en hoe dit door verweerder is gewogen. Ook op dit punt is dus sprake van een motiveringsgebrek.
-
Tot slot is bij het opleggen van het terugkeerbesluit onvoldoende onderzocht of de terugkeer van eiser naar Tunesië in strijd is met het beginsel van non-refoulement. Niet is gebleken dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om persoonlijke omstandigheden naar voren te brengen of zijn bezwaren tegen de terugkeer naar Tunesië kenbaar te maken. Ook deze beroepsgrond slaagt.
-
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 en artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit geheel in stand te laten, of om zelf in de zaak te voorzien. Het ligt namelijk op de weg van verweerder om alsnog nader onderzoek te doen en het besluit te motiveren.
-
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.360,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor een reactie op het verweerschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.360,50 (duizenddriehonderdzestig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op grond van artikel 8:57, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
ECLI:EU:C:2024:892.