ECLI:NL:RBDHA:2025:18612 - Rechtbank Den Haag - 7 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4845 (beroep) en NL25.4846 (voorlopige voorziening) uitspraak van de meervoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. F. Zeven),
en
(gemachtigde: mr. T.J.N. Schilder).
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
Procesverloop
- Eiseres heeft op 10 januari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 29 januari 2025 in de algemene procedure als kennelijk ongegrond afgewezen. Met het bestreden besluit heeft verweerder ook een inreisverbod voor twee jaar tegen eiseres uitgevaardigd en een terugkeerbesluit genomen, dat inhoudt dat zij onmiddellijk moet terugkeren naar Iran.
2.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening met de strekking dat ze de uitspraak op haar beroep in Nederland mag afwachten.
2.2 Met een besluit van 13 maart 2025 heeft verweerder het terugkeerbesluit aangevuld met de bepaling dat eiseres ook moet terugkeren naar Turkije. Het beroep heeft ook betrekking op dit aanvullende terugkeerbesluit.
2.3 Eiseres heeft op 4 februari 2025, 11 maart 2025, 17 en 28 april 2025 en 23 juni 2025 stukken ingediend. Zij heeft ook een verzoek om schadevergoeding gedaan. Verweerder heeft op 30 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
2.4 De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Afkari als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten en omstandigheden
- Eiseres stelt de Iraanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1982. Zij is op 9 januari 2025 met een vlucht vanuit Istanboel op Schiphol aangekomen en heeft daar op 10 januari 2025 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij in 2022 is opgepakt en een maand heeft vastgezeten vanwege haar deelname aan demonstraties. Eiseres en haar familie waren betrokken bij politieke activiteiten van de Komala-partij. Toen zij nog jonger was is haar vader vanwege zijn activiteiten voor deze partij gevangengezet en vermoord. Op 10 november 2024 is zij betrapt door de autoriteiten toen een vriendin van haar een foto van eiseres maakte zonder hoofddoek naast een foto van de geestelijk leider. De vriendin is opgepakt, maar eiseres heeft weten te ontkomen.
3.1 Op 28 januari 2025 heeft eiseres een verklaring van de Komala-partij overgelegd. In beroep heeft zij foto’s van een gestelde huiszoeking bij de moeder van eiseres en van een bijeenkomst overgelegd. Ook heeft eiseres een kopie en vertaling van een vonnis van de revolutionaire rechtbank van Sanandaj overgelegd.
De afwijzing van de asielaanvraag
- Volgens verweerder heeft eiseres de volgende asielmotieven aan haar aanvraag ten grondslag gelegd:
-
haar identiteit, nationaliteit en herkomst;
-
de problemen vanwege haar politieke activiteiten.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De problemen vanwege politieke activiteiten heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Daarbij stelt verweerder eerst vast dat eiseres haar verklaringen niet met objectieve documenten heeft onderbouwd. Ook heeft eiseres onvoldoende documenten overgelegd en heeft zij daar geen goede verklaring voor, waarmee zij niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verder vormen de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel, waarmee niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw. De kennis van eiseres over de Komala-partij is gering en de verklaringen over haar betrokkenheid en die van familieleden zijn vaag. Dat geldt ook voor de verklaringen over haar verblijf in detentie in 2022. De verklaringen van eiseres over de uitspraak van de rechtbank en het vonnis zijn verder in strijd met geverifieerde informatie over Iran. Ook vindt verweerder de verklaringen over het fotomoment met een vriendin ongerijmd. Eiseres kan volgens verweerder in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd en daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder e van de Vw. Verweerder heeft vervolgens nog getoetst of de politieke overtuiging van eiseres, haar atheïsme en haar etniciteit redenen zijn waarom zij moet vrezen voor vervolging, maar komt tot de conclusie dat dit niet zo is. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, bepaald dat eiseres onmiddellijk dient terug te keren naar Iran en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
4.1 Verweerder heeft in de aanvulling op zijn besluit van 29 januari 2025 nog het standpunt ingenomen dat aan de overgelegde brief van de Komala-partij geringe waarde toekomt. Er kan namelijk niet worden geverifieerd door wie de brief is opgesteld en waarop de inhoud van de brief is gebaseerd. Verweerder heeft verder op 13 maart 2025 nog een aanvullend terugkeerbesluit uitgevaardigd waarin staat dat zij ook naar Turkije moet terugkeren. Gebleken is dat eiseres naar Turkije kan terugkeren met een removal order.
Beoordeling beroepsgronden
Is de werkinstructie 2024/6 onrechtmatig en de beoordeling in strijd met het arrest L.H.?
- Eiseres voert aan dat de Werkinstructie SUA ‘WI 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel)’ (hierna: WI 2024/6) en de daaruit voortvloeiende nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling van asielmotieven in strijd is met Europees recht. Er rust een plicht op verweerder om de wijze van beoordeling van de verklaringen en bewijsmateriaal aan te passen aan de eigen kenmerken van elke categorie asielaanvraag. Verklaringen en documenten alleen zijn niet de enige bewijsmiddelen. Als een document niet kan worden geauthentiseerd of objectief verifieerbaar is, kan dat niet van de beoordeling worden uitgesloten. Verweerder vereist dat het uitsluitend gaat om authentieke documenten. Dat is in strijd met het arrest LH.
[1] van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof). Het aanvullende besluit over het ingebrachte stuk van de Komala-partij is in strijd met dat arrest.
5.1 De rechtbank overweegt dat uit de WI 2024/6 volgt dat verweerder eerst de feiten en omstandigheden identificeert en het asielrelaas vaststelt (stap 1). Verweerder beoordeelt vervolgens de geloofwaardigheid van het asielmotief (stap 2). Daarbij wordt eerst beoordeeld of het asielmotief voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken (stap 2a). Als een asielmotief niet of onvoldoende is onderbouwd met objectieve documenten, wordt een geloofwaardigheidstoets toegepast om tot een oordeel te komen over de geloofwaardigheid (stap 2b). In dat geval wordt getoetst aan de vijf cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw. Deze voorwaarden staan ook in artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn.
5.2 De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat deze wijze van beoordeling in strijd is met het Unierecht of onredelijk is. Als de vreemdeling niet in staat is om objectieve documenten te overleggen, beoordeelt verweerder of de vreemdeling zijn asielrelaas geloofwaardig heeft gemaakt door daar samenhangende en aannemelijke verklaringen over af te leggen. Dat er geen authentieke of objectief verifieerbare documenten zijn is dus niet bepalend. In de werkinstructie staat ook dat kopieën wel worden betrokken als het motief niet volledig met documenten is onderbouwd. Dit is in lijn met het arrest LH waarin is geoordeeld dat niet-authentieke documenten bij de beoordeling moeten worden betrokken. Verweerder heeft dat in deze zaak onder meer ten aanzien van de brief van de Komala-partij ook gedaan. Verweerder heeft over die brief het standpunt ingenomen dat de waarde gering is omdat niet geverifieerd kan worden door wie de brief is opgesteld en waarop de inhoud van de brief is gebaseerd. Dat is iets anders dan dit document buiten beschouwing laten. Of de rechtbank dit standpunt van verweerder kan volgen, bespreekt de rechtbank hierna, onder 7.1.
Hoort eiseres bij een specifieke sociale groep in Iran omdat zij een activistische vrouw is?
- Eiseres voert aan dat zij als vluchteling moet worden aangemerkt alleen al vanwege haar vrouw zijn en haar opvattingen over gendergelijkheid, haar inzet voor vrouwen in Iran en haar deelname aan vrouwenrechtendemonstraties. Het Hof heeft in het arrest K en L
[3] geoordeeld dat meisjes en vrouwen die zich daadwerkelijk vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen een ‘specifieke sociale groep’ zijn in de zin van de Kwalificatierichtlijn. Eiseres valt onder die definitie. Vanwege de inherente ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Iran, moet worden geconcludeerd dat sprake is van gendergerelateerd geweld en er een gegronde vrees is voor vervolging. Eiseres doet een beroep op verschillende algemene bronnen om te onderbouwen dat zij als vrouw te vrezen heeft voor vervolging in Iran.
6.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet behoort tot de specifieke sociale groep zoals beschreven in het arrest K en L. Eiseres is zich niet tijdens haar verblijf in Nederland gaan identificeren met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Verweerder verwijst naar overweging 51 van het arrest, waarin staat: “Hieruit volgt dat vrouwen, minderjarige vrouwen daaronder begrepen, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij zich tijdens hun verblijf in een lidstaat daadwerkelijk zijn gaan vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, al naargelang de omstandigheden in het land van herkomst kunnen worden geacht te behoren tot „een specifieke sociale groep” als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder d), van richtlijn 2011/95.”
6.2 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Eiseres heeft niet gesteld dat zij zich tijdens haar korte verblijf in Nederland is gaan vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Van vereenzelviging zoals beschreven in het arrest K en L is dan ook geen sprake. De rechtbank begrijpt dat eiseres betoogt dat zij in Iran al behoorde tot de specifieke groep van vrouwenrechtenactivisten en vanwege het behoren tot die groep te vrezen heeft voor vervolging. Voor zover zij heeft bedoeld dat zij alleen al als vrouw moet vrezen voor vervolging in Iran, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit kunnen stellen dat niet iedere vrouw in Iran een gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die stelling onjuist is. Of eiseres vanwege haar opvattingen over vrouwenrechten heeft te vrezen voor vervolging in Iran, heeft verweerder in het bestreden besluit beoordeeld aan de hand van de individuele situatie van eiseres en mede aan de hand van risicoprofielen. Voor Iran is de groep “personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten of een ander maatschappelijk terrein (in het bijzonder op het terrein van vrouwenrechten en de rechten van etnische minderheden)” aangewezen als risicoprofiel. Ook met een dusdanig profiel, moet de betrokkene echter nog aantonen zodanig actief te zijn of bekend te staan in de politiek dat dit negatieve belangstelling van de autoriteiten meebrengt. Dat heeft eiseres volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder haar op grond van het arrest K en L had moeten aanmerken als vluchteling en dat er geen reden is om te oordelen dat verweerders beoordeling van de asielmotieven van eiseres in strijd is met dit arrest. De rechtbank zal hierna verder, aan de hand van de beroepsgronden, toetsen of verweerder de gestelde activiteiten van eiseres als vrouwenrechtenactiviste juist heeft beoordeeld.
Heeft verweerder de problemen vanwege politieke activiteiten ongeloofwaardig mogen achten?
Komala-partij
- Eiseres voert aan dat zij vanwege haar betrokkenheid bij de Komala-partij heeft te vrezen voor vervolging in Iran. Zij wijst op het Algemeen ambtsbericht Iran van september 2023 (hierna: het ambtsbericht), waaruit blijkt dat Koerdische partijen illegaal zijn in Iran. Ook benadrukt eiseres dat haar familie betrokken was bij de partij. Uit het ambtsbericht blijkt dat familieleden van politieke opposanten in de negatieve belangstelling kunnen komen te staan. De overgelegde e-mail is een onderbouwing van de betrokkenheid van eiseres. Verweerder stelt ten onrechte dat de afzender niet geverifieerd kan worden. Via Google valt te achterhalen dat het e-mailadres het formele correspondentieadres van de partij is. Verweerder had ook Bureau Documenten kunnen inschakelen om onderzoek te doen.
7.1 Niet in geschil is dat eiseres geen lid is van de Komala-partij. Eiseres stelt een sympathisant te zijn van de partij en activiteiten te ondernemen. Verweerder heeft zich, naar het oordeel van de rechtbank, op het standpunt mogen stellen dat eiseres deze gestelde actieve betrokkenheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres verklaart dat zij activiteiten deed voor de partij, maar dit blijkt, zo stelt verweerder terecht, verder nergens uit. De daaropvolgende verklaring dat de partij op de hoogte was van haar activiteiten omdat de familie van eiseres een politiek actief is, biedt ook geen duidelijkheid over de betrokkenheid van eiseres bij de partij. De ingebrachte brief is geen onderbouwing van de gestelde betrokkenheid van eiseres bij de Komala-partij; daarin staat alleen dat eiseres politiek actief is geweest en betrokken is geweest bij de protesten in 2022. Er staat niet in welke concrete activiteiten eiseres voor de partij heeft verricht. Verweerder heeft daarom geen onderzoek naar de brief hoeven te verrichten.
7.2 Ten aanzien van de familieleden van eiseres heeft verweerder gesteld dat het mogelijk is dat familieleden van eiseres politiek actief waren, maar dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij daardoor heeft te vrezen voor de autoriteiten. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder. In het ambtsbericht staat weliswaar dat familieleden van politieke opposanten geregeld onder druk worden gezet vanwege hun familierelatie, maar eiseres heeft niet verklaard dat zij dit zelf heeft meegemaakt. Ook heeft verweerder terecht gesteld dat de detentie van de broer en vader van eiseres en het overlijden van haar vader al vele jaren geleden hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft niet onderbouwd dat haar broer nog altijd actief is voor de Komala-partij en daardoor problemen ervaart. Dat eiseres vanwege de activiteiten van haar vader en broer in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten, heeft verweerder dus niet aannemelijk hoeven vinden.
Vonnis van de rechtbank
- Eiseres heeft op 11 maart 2025 een kopie van een vonnis van de rechtbank in Iran overgelegd. Uit het vonnis blijkt dat eiseres is veroordeeld voor deelname aan demonstraties, illegale samenscholing, het afdoen van haar hijab en het verstoren van de openbare orde. Een kennis die bij de rechtbank werkt heeft foto’s van het vonnis gemaakt. Het overleggen van een authentiek vonnis is niet mogelijk. Ten aanzien van de eerdere tegenwerping dat het niet aannemelijk is dat eiseres dit vonnis per sms heeft ontvangen, wijst eiseres op het ambtsbericht waaruit blijkt dat de Iraanse autoriteiten juist wel per sms communiceren.
8.1 De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft gesteld dat de verklaring van eiseres dat de inhoud van de uitspraak per sms aan haar gestuurd in strijd is met algemene informatie over Iran. Uit de in het voornemen aangehaalde informatie blijkt dat in de sms-berichten van de Iraanse overheid alleen staat dat er een nieuw document in het systeem is opgenomen. Het vonnis zelf wordt dus niet bij zo’n sms-bericht gevoegd. Eiseres heeft dat zelf wel zo verklaard. Zij heeft verklaard dat zij per sms te horen kreeg dat zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar en een boete van 200 miljoen rial had gekregen. De stelling van eiseres dat de Iraanse autoriteiten formele communicatie per sms voeren is dus juist, maar daarmee weerlegt zij niet de specifiekere informatie waaruit blijkt dat een vonnis van de rechtbank niet per sms worden gestuurd.
8.1.1 De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder naar aanleiding van de overgelegde kopie niet tot een andere conclusie heeft hoeven komen over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres. Verweerder heeft het opmerkelijk mogen achten dat eiseres tijdens het nader gehoor heeft verklaard het vonnis niet te kunnen verkrijgen, maar nu toch het document overlegt. Daarnaast heeft verweerder terecht gewezen op tegenstrijdigheden tussen de tekst van het vonnis en de eerdere verklaringen van eiseres. Zo komt de datum van het vonnis, 18 september 2024, niet overeen met de verklaring dat zij in november 2022 zou zijn veroordeeld. Verder staat in de vertaling dat eiseres afwezig was tijdens de zitting en dat het vonnis bij verstek is gewezen, terwijl eiseres heeft verklaard dat zij naar de rechtbank is gebracht en op die dag is vrijgelaten.
Fotomoment met vriendin in 2024
- Eiseres voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom haar politieke actie op 10 november 2024, toen zij zich zonder hijab liet fotograferen bij een poster van geestelijk leider [naam] , niet te rijmen valt met haar voorzichtigheid na de veroordeling in 2022. Er was namelijk een concrete aanleiding voor haar risicovolle politieke actie. Er zouden nieuwe kuisheidswetten in werking treden op 13 december 2024.
9.1 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiseres over het fotomoment met een vriendin ongerijmd zijn. Zoals verweerder stelt, past het nemen van de foto niet bij het gedrag dat eiseres na de veroordeling in 2022 heeft vertoond. Het gedrag van eiseres na 2022 was, zo volgt uit haar eigen verklaringen, veel voorzichter geworden en van veel activiteiten zag zij af vanwege de opgelegde voorwaardelijke straf. Dat eiseres door de aankondiging van de nieuwe kuisheidswetten boos was en daar iets tegen wilde doen, is voorstelbaar. Dat zij echter op 10 november 2024 iedere voorzichtigheid liet varen en zich zonder hijab op een drukke publieke plaats liet fotograferen bij een poster van geestelijk leider [naam] valt echter, zoals verweerder stelt, niet te rijmen met haar gedrag in de jaren daarvoor.
Conclusie geloofwaardigheid asielrelaas
- De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen vanwege de politieke activiteiten van eiseres ongeloofwaardig heeft kunnen vinden.
Heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet heeft te vrezen voor vervolging in Iran?
- Verweerder heeft in het bestreden besluit wel geloofwaardig gevonden dat eiseres op 8 maart 2022, op internationale vrouwendag, heeft deelgenomen aan demonstaties. Eiseres heeft daarnaast verklaard dat zij na 8 maart 2022, mee heeft gedaan aan bijeenkomsten van milieuactivisten. Op vragen van de rechtbank ter zitting heeft verweerder verklaard dat die activiteiten niet ongeloofwaardig zijn geacht. De deelname van eiseres aan die activiteiten zijn meegewogen bij de beantwoording van de vraag of eiseres heeft te vrezen voor vervolging als zij terugkeert naar Iran.
11.1 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is dat eiseres vanwege haar politieke overtuiging in de negatieve belangstelling staat of zal komen te staan van de Iraanse autoriteiten. Verweerder heeft het standpunt kunnen innemen dat haar politieke activiteiten gering zijn geweest in aantal en in bereik. Tijdens de demonstraties op 8 maart 2022 was eiseres geen organisator en had zij geen leidende rol. De bijeenkomsten met milieuactivisten waren volgens de verklaringen van eiseres meer sociaal maatschappelijke activiteiten, het waren volgens eiseres niet zulke gevaarlijke activiteiten.
11.2. Ter zitting heeft eiseres nog verwezen naar het ambtsbericht, waarin staat dat het opvalt als iemand terugreist met een laissez-passer. In dat geval is het risico groot dat de autoriteiten de terugkeerder bij aankomst ondervragen over het verblijf in het buitenland. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om wel een gevaar voor vervolging bij terugkeer aan te nemen. Eiseres heeft niet onderbouwd welk risico zij zou lopen als zij wordt ondervraagd. De politieke activiteiten van eiseres in Iran zijn namelijk gering geweest en in Nederland heeft zij zich verder niet politiek geuit. De rechtbank concludeert al met al dat verweerder heeft kunnen aannemen dat eiseres bij terugkeer naar Iran niet hoeft te vrezen voor vervolging.
Heeft verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen?
- Eiseres voert aan dat verweerder haar asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw. Zij betwist niet dat zij met vervalste documenten heeft gereisd, maar zij heeft bij het eerst mogelijke moment eerlijk toegelicht waarom zij met een vervalst paspoort reisde. Eiseres heeft ook direct foto’s van identificerende documenten overgelegd, toen zij ervan op de hoogte was dat dit van belang was. Zij heeft dus nooit opzettelijk gepoogd om de autoriteiten te misleiden om in een gunstiger positie te komen.
12.1 Op grond van artikel 30b, eerste lid onder c, van de Vw kan een aanvraag als kennelijk ongegrond worden afgewezen als de vreemdeling verweerder heeft misleid door over zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
12.2 De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel niet blijkt dat eiseres direct bij de controle heeft aangegeven dat zij met een Colombiaans paspoort reisde dat niet van haar was. Daarmee is voldaan aan artikel 30b, eerste lid onder c, van de Vw. Dat eiseres een dag later wel heeft toegegeven dat zij met een paspoort reisde die niet van haar was, doet aan die conclusie niet af.
12.3 Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres ook afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vw. Dit heeft eiseres niet bestreden in beroep.
Heeft eiseres recht op schadevergoeding omdat de grensprocedure niet mocht worden toegepast?
- Eiseres heeft aangevoerd dat zij recht heeft op een schadevergoeding omdat verweerder de grensprocedure niet mocht toepassen en zij daarom ten onrechte in grensdetentie heeft gezeten. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 20 mei 2025
[4] namelijk geoordeeld dat een afwijzend asielbesluit niet van invloed is op de rechtmatigheid van de grensdetentie. Dus ook als het bestreden besluit onrechtmatig zou zijn, wat overigens niet het geval is, dan kan dat niet als schadeveroorzakend besluit worden aangemerkt. Het verzoek om schadevergoeding moet de rechtbank hierom al afwijzen.
Heeft verweerder een terugkeerbesluit voor Turkije mogen uitvaardigen?
- Eiseres voert aan dat het aanvullende terugkeerbesluit onrechtmatig is uitgevaardigd. De toelating tot Turkije is niet gewaarborgd en er is in het aanvullende terugkeerbesluit niet getoetst aan het non-refoulementbeginsel. Eiseres doet een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 12 februari 2025.
[5] Dat zij op grond van een removal order zou kunnen terugkeren, is in strijd met de Terugkeerrichtlijn.[6]
14.1 De rechtbank overweegt dat op grond van de Terugkeerrichtlijn verweerder een terugkeerbesluit kan uitvaardigen waarbij eiseres wordt verplicht terug te keren naar een land van doorreis overeenkomstig communautaire of bilaterale overnameovereenkomsten of andere regelingen. Verweerder heeft Turkije terecht als doorreisland beschouwd nu eiseres, zoals ook blijkt uit het dossier, vanuit Turkije naar Nederland is gevlogen. Verder heeft verweerder het Verdrag van Chicago, dat mogelijk maakt dat eiseres met een removal order wordt teruggestuurd naar Turkije, aangemerkt als een andere regeling zoals bedoeld in de Terugkeerrichtlijn. Eiseres heeft niet onderbouwd dat dit onjuist, anders dan met verwijzing naar de genoemde uitspraak van 12 februari 2025. De rechtbank volgt die uitspraak niet, maar wel de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 30 april 2025,
14.2 Verweerder zal wel moeten beoordelen of eiseres in Turkije een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM
Conclusie en gevolgen
- Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder terecht een aangevuld terugkeerbesluit uitgevaardigd waarin is bepaald dat eiseres moet terugkeren naar Iran of Turkije.
Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
-
Nu de rechtbank op het beroep beslist, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
-
Voor een proceskostenvergoeding bestaat in beide zaken geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, voorzitter en voorzieningenrechter, en mr. W.B. Klaus en mr. E. van Kampen, leden, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Arrest van het Hof van 10 juni 2021, LH, ECLI:EU:C:2021:478.
Richtlijn 2011/95/EU.
Arrest van het Hof van 11 juni 2024, K en L, ECLI:EU:C:2024:487.
ECLI:NL:RVS:2025:2224.
Zaaknummers NL25.2270 en NL25.2601, niet gepubliceerd.
Richtlijn 2008/115/EG.
ECLI:NL:RBDHA:2025:7339.
ECLI:NL:RBDHA:2025:7685.
Zie paragraaf A1/9 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Zie rapport nader gehoor, pagina 36-37.