ECLI:NL:RBDHA:2025:17999 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
proces-verbaal uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.47455 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2025 in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
-
Bij besluit van 29 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister besloten om de herhaalde asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren en de uitzetting niet achterwege te laten vanwege de opvolgende asielaanvraag die hij heeft ingediend.
-
Verzoeker heeft diezelfde dag bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening zodat hij dat bezwaar in Nederland mag afwachten.
-
De minister heeft op 30 september 2025 een verweerschrift ingediend.
-
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting omdat spoed dit vereist en dit partijen niet in hun belangen schaadt.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijs het verzoek af.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
-
Verzoeker heeft eerder op 28 april 2025 asiel aangevraagd. De asielaanvraag is bij besluit van 16 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft daarbij een terugkeerbesluit ontvangen en is sindsdien gewezen op zijn vertrekplicht. Het beroep tegen dit besluit op eisers asielaanvraag heeft de rechtbank Den Haag in de uitspraak van 18 juli 20251 ongegrond verklaard. Deze uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 augustus 20252 bevestigd.
-
Verzoeker heeft op 28 september 2025 een herhaalde asielaanvraag ingediend, terwijl de volgende dag om 16:15 uur zijn terugkeer naar Pakistan stond gepland. De minister heeft de herhaalde aanvraag bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard3. Volgens de minister zijn er geen nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de aanvraag. Ook heeft de minister besloten dat de uitzetting niet achterwege blijft4, omdat er volgens de minister sprake is van duidelijke aanwijzingen5 waaruit blijkt dat de asielaanvraag louter is ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of verhinderen.
-
Verzoeker wil met de voorlopige voorziening bereiken dat hij de behandeling van het bezwaar tegen het bestreden besluit in Nederland mag afwachten. Hij heeft verder gronden van bezwaar ingediend. De gronden van bezwaar zien – kort gezegd – op de rechtmatigheid van de niet-ontvankelijkverklaring van de herhaalde asielaanvraag.
-
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.
-
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
-
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft, omdat voor verzoeker op 30 september 2025 een vlucht gepland staat om hem uit te zetten.
-
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
-
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de minister mogen concluderen dat de brief van de broer van verzoeker en de brief van de LGBT Asylum Support weliswaar nieuw, maar niet relevant voor de beoordeling van de asielaanvraag zijn. Voor wat betreft de brief van de broer verwijst de voorzieningenrechter naar rechtsoverweging 7 van de uitspraak van de rechtbank van 18 juli 2025, waarin de rechtbank oordeelt dat de minister zich met het geloofwaardig achten van verzoekers identiteit op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat dit de afwijzing van de asielaanvraag niet aantast. De stelling van verzoeker, zonder onderbouwing, dat dit wel degelijk afbreuk doet aan het asielrelaas slaagt niet. De verklaringen van de broer over verzoekers identiteit en seksuele gerichtheid doennamelijk niet af aan de beoordeling van de minister van verzoekers eigen verklaringen over zijn seksuele gerichtheid.
Voor wat betreft de brief van de LGBT Asylum Support en wat daarin is opgemerkt over het niet betrekken van eisers referentiekader merkt de voorzieningenrechter op dat verzoekers grond in dit kader enkel ziet op de inhoud van de rechtbankuitspraak. Deze uitspraak is onherroepelijk. Verzoeker kan niet via deze weg de in rechte vaststaande besluitvorming over zijn eerste aanvraag aantasten. Specifieke gronden ten aanzien van het betreden besluit zijn niet door verzoeker aangevoerd.
Wat oordeelt de voorzieningenrechter?
-
Nu beide brieven geen relevante, nieuwe elementen bevatten, laat de voorzieningenrechter de stellingen omtrent de datum van indiening van de documenten onbesproken. Deze kunnen immers niet tot een ander oordeel leiden.
-
Gelet op het voorgaande is er weliswaar spoedeisend belang, maar heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. Verzoeker heeft geen argumenten aangevoerd waarom zijn belang zwaarder zou moeten wegen dan het belang van de minister. Verzoeker heeft ook geen specifieke gronden gericht tegen de weigering om de uitzetting achterwege te laten. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van de minister bij doorgang van de geplande uitzetting zwaarder weegt dan eisers belang. . De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 30 september 2025 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
___________
1ECLI:NL:RBDHA:2025:13806
2202504293/1/V2
3 Artikel 30a, eerste lid, onder d, Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
4 Artikel 3.1, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb)
5 Zoals vermeld in artikel 3.49 Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV)