Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17843 - Rechtbank Den Haag - 25 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1784325 september 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies

rekestnummer: NL:TZ:2501257:R-RK uitspraakdatum: 25 september 2025

In de zaak van:

[verzoeker], wonende binnen het arrondissement Den Haag, hierna: [verzoeker] .

Waar deze zaak over gaat [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1 De procedure

1.1. [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP, waarbij is verzocht om de ingangsdatum van de termijn van de schuldsanering eerder in te laten gaan.

1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 18 september 2025. Op de zitting verschenen:  [verzoeker] ,  [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , schuldhulpverleners van de gemeente Den Haag.

1.3. De uitspraak is bepaald op vandaag.

2 De beoordeling van het verzoek

2.1. [verzoeker] kan alleen worden toegelaten tot de WSNP als hij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet. Die voorwaarden zijn dat aannemelijk moet zijn dat [verzoeker] in een problematische schuldensituatie verkeert, dat hij in de afgelopen drie jaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en het onbetaald laten van de schulden, en dat aannemelijk is dat [verzoeker] de verplichtingen van de WSNP zal nakomen.

2.2. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat [verzoeker] bij het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schuld van € 45.642,36 aan mevrouw [naam 4] en van vijf schulden van in totaal € 645,41 aan HTM te goeder trouw is geweest. De schuld aan mevrouw [naam 4] heeft betrekking op ernstig letsel veroorzaakt [verzoeker] en op onrechtmatig gebruik van de auto en het wegnemen van geld van mevrouw [naam 4] door [verzoeker] . Met het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 maart 2023 is [verzoeker] hiervoor aansprakelijk gesteld. De zeven schulden aan HTM zijn in de periode januari 2023 tot en met april 2024 ontstaan en het gevolg van zwart rijden in het openbaar vervoer. Deze schulden zijn naar het oordeel van de rechtbank naar haar aard niet te goeder trouw ontstaan.

2.3. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat uit het overgelegde schuldenoverzicht blijkt dat in de afgelopen drie jaar ook nog andere schulden zijn ontstaan, van € 622,75 aan het UWV (februari 2024), van € 1.461,00 aan de belastingdienst (oktober 2022), van € 45,00 aan Infomedics (december 2024), van € 269,48 aan Haaglanden Huisdieren Crematorium B.V. (oktober 2022), van € 853,20 aan Oostappen Groep Vakantieparken (oktober 2022), van € 1.807,84 aan Haag Wonen (november 2023), van € 691,27 aan Ziggo Services B.V. (oktober 2023), van € 106,09 aan Canal Digitaal (februari 2024), en van € 95,01 aan Beko Netherlands B.V. (september 2023). De rechtbank is van oordeel dat daarmee onvoldoende aannemelijk is geworden dat de financiële situatie stabiel is en heer Kolb de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) nakomen.

2.4. [verzoeker] heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule, omdat de schulden (mede) het gevolg zouden zijn van zijn verslaving, die inmiddels onder controle is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen. Nog niet is gebleken en/of onderbouwd dat van een voldoende bestendige gedragsverandering van de zijde van [verzoeker] sprake is. Indien het leven van verzoeker zich (verder) stabiliseert zal een volgend verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk meer kans van slagen hebben.

3 De beslissing

De rechtbank:

  • wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van [verzoeker] af.

Dit is een beslissing van mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak? Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.