ECLI:NL:RBDHA:2025:17661 - Rechtbank Den Haag - 22 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/53 zaak- /rekestnummer: C/09/690641 / KG RK 25-1169
Beslissing van 22 september 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster], wonende te [woonplaats] hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D. Jongsma, rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de kantonrechter.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 21 augustus 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 3 september 2025.
1.2. Op 8 september 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster,
- de broer van verzoekster, [naam], als toehoorder.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen
2 Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11826833 \ CV EXPL 25-2531 tussen verzoekster en Stichting Woonforte.
2.2. De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3 De beoordeling
3.1. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. De wrakingskamer is van oordeel dat van zulke omstandigheden niet is gebleken.
3.2. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat verzoekster als wrakingsgronden aanvoert dat de kantonrechter haar niet laat uitpraten, door haar heen praat, op de hand van Stichting Woonforte is en haar verweerschrift niet of niet goed heeft gelezen.
3.3. De kantonrechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt dat zij op enig moment de behandeling van de zaak heeft geschorst zodat partijen afspraken konden maken, hetgeen niet is gelukt omdat verzoekster niet aan het maken van afspraken wilde meewerken. De kantonrechter merkt in haar reactie ook op dat het verweerschrift van verzoekster niet uitgebreid is besproken omdat zij daarover geen inhoudelijke vragen had en verzoekster aangaf dat ze wilde meewerken. Ook heeft de kantonrechter geen inhoudelijke vragen gesteld aan Stichting Woonforte, omdat de dagvaarding voldoende duidelijk was en de reactie van mr. Jansen, de advocaat van Stichting Woonforte, ter zitting geen verdere vragen opriep. De kantonrechter merkt verder op dat zij pas na de schorsing heeft gezegd dat zij de vordering zou toewijzen als partijen geen regeling zouden treffen, en heeft geprobeerd verzoekster ervan te overtuigen dat het beter was om mee te werken aan het maken van afspraken omdat zij dat ziet als haar taak als rechter. Tot slot herkent de kantonrechter zich niet in de stelling van verzoekster dat zij door haar heen zou hebben gepraat of haar niet zou hebben laten uitpraten, maar dat zij haar mogelijk wel enkele keren heeft onderbroken wanneer zij in herhaling viel.
3.4. De klachten van verzoekster betreffen in wezen de manier waarop zij door de kantonrechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de kantonrechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de kantonrechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.5. Ten aanzien van de stelling van verzoekster dat de kantonrechter haar verweerschrift niet of niet goed zou hebben gelezen, is de wrakingskamer van oordeel dat zij daar in het proces-verbaal van de zitting van 21 augustus 2025 geen enkel aanknopingspunt voor kan vinden. Bovendien is een rechter niet gehouden om op zitting een verweerschrift (nogmaals) helemaal door te nemen en aan de hand daarvan vragen te stellen. Dat de kantonrechter verzoekster uitleg wilde geven over hoe het recht in elkaar zit acht de wrakingskamer alleszins voorstelbaar.
3.6 Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
4 De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. wijst het verzoek tot wraking af;
4.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3. beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan: • de verzoekster; • de wederpartij in de hoofdzaak; • de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, M.F. Baaij en D.M. Drok, in tegenwoordigheid van de griffier A.E. van Gent en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.