Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17454 - Rechtbank Den Haag - 26 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1745426 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats 's-Gravenhage

NvE/c Zaaknr.: 11747086 EJ VERZ 25-77192 Datum: 26 september 2025

Beschikking van de kantonrechter op een verzoek tot ondercuratelestelling

op verzoek van:

1 [verzoeker 1] ,

wonende te [postcode 1] [woonplaats 1] , [adres 1] , hierna: [verzoeker 1] ,

&

2 [verzoeker 2] ,

wonende te [postcode 2] [woonplaats 2] , [adres 2] , hierna: [verzoeker 2] , hierna samen te noemen: verzoekers, gemachtigde: mr. M.V. Vermeij.

Het verzoek strekt tot ondercuratelestelling van:

[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] 1941, wonende te [postcode 3] [woonplaats 3] , [adres 3] , hierna te noemen: betrokkene, gemachtigde: mr. P.J. Hentenaar-Polderman.

1 Procedure

1.1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 16 juni 2025.

1.2. Bij beschikking van 20 juni 2025 is, vooruitlopend op de mondelinge behandeling van het verzoek dat strekt tot ondercuratelestelling van betrokkene, een provisioneel bewind uitgesproken over het vermogen van betrokkene. De heer [naam 1] is daarbij benoemd tot bewindvoerder.

1.3. De zaak is vervolgens behandeld ter zitting van 29 augustus 2025. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

2 Feiten

2.1. [verzoeker 1] is een neef van betrokkene. Zijn moeder is een zus van betrokkene.

2.2. Betrokkene is getrouwd geweest met de heer [naam 2] , die in 2002 is overleden. [naam 2] is eerder getrouwd geweest met mevrouw [naam 3] . Uit geen van de huwelijken zijn kinderen geboren.

2.3. In een notarieel levenstestament van 27 juni 2017 heeft betrokkene onder andere [verzoeker 2] benoemd tot gevolmachtigde met betrekking tot haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke kwesties.

2.4. Op verzoek van de notaris van [notariskantoor] te [plaats] heeft VIA-arts [naam 4] de wilsbekwaamheid van betrokkene beoordeeld. In een medische verklaring van 16 mei 2025, betreffende de beoordeling van de wilsbekwaamheid van betrokkene, heeft [naam 4] geoordeeld dat betrokkene wilsbekwaam is ten aanzien van het opstellen van een notarieel levenstestament.

2.5. In een brief van 21 mei 2025 heeft betrokkene aan [verzoeker 2] meegedeeld dat zij de aan hem verstrekte notariële volmacht van 27 juni 2017 intrekt.

2.6. In een notarieel levenstestament van 11 juni 2025 heeft betrokkene haar eerdere levenstestament herroepen en de heer [gevolmachtigde 1] en mevrouw [gevolmachtigde 2] (hierna: [gevolmachtigde 1] respectievelijk [gevolmachtigde 2] ) als nieuwe gevolmachtigden aangewezen.

2.7. De behandelend notaris heeft in een e-mail van 25 juni 2025 verklaard dat betrokkene op 4 april, 21 mei en 11 juni 2025 uitgebreide gesprekken heeft gevoerd met (medewerkers van) de notaris alvorens op 11 juni 2025 tot ondertekening over te gaan. Daarnaast heeft zij verklaard een VIA-arts te hebben geraadpleegd over de wilsbekwaamheid van betrokkene met betrekking tot het kunnen opstellen van een (nieuw) levenstestament en dat die arts heeft geconcludeerd dat betrokkene daartoe wilsbekwaam was.

3 Beoordeling

3.1. Het verzoek strekt – na wijziging van het verzoek – tot ondercuratelestelling van betrokkene met benoeming van Argalo B.V., vertegenwoordigd door R.J.S. Koops, gevestigd te 2180 AB Hillegom (postbus 90), tot curator.

3.2. Kort gezegd stellen verzoekers dat betrokkene lijdt aan dementie en dat zij op basis van een CIZ indicatie 5 verblijft in een verzorgingstehuis. Vanwege de dementie is betrokkene makkelijk beïnvloedbaar en zeer wantrouwig. Dit heeft ertoe geleid dat betrokkene haar levenstestament heeft gewijzigd, terwijl zij daartoe niet meer in staat was. De volmacht uit het levenstestament van juni 2017 is daarom nog steeds van kracht.

3.3. Betrokkene heeft de noodzaak tot een beschermingsmaatregel bestreden, omdat zij daarin heeft voorzien bij levenstestament van 11 juni 2025. Voorwaardelijk verzoekt betrokkene om [gevolmachtigde 1] als curator, bewindvoerder en mentor te benoemen, indien de kantonrechter van oordeel is dat een beschermingsmaatregel noodzakelijk is.

Ontvankelijkheid verzoekers

3.4. Niet in geschil is dat [verzoeker 1] een neef is van betrokkene en daarom ontvangen kan worden in zijn verzoek. [verzoeker 2] daarentegen kan niet worden ontvangen in zijn verzoek. Daartoe wordt als volgt overwogen.

3.5. Primair stoelt [verzoeker 2] zijn ontvankelijkheid op de volmacht van 27 juni 2017. Dit gaat echter niet op nu die volmacht bij brief van 21 mei 2025 en met het levenstestament van 11 juni 2025 is ingetrokken en het onderhavige verzoekschrift na die data, namelijk op 16 juni 2025, bij de rechtbank is ontvangen. Hoewel [verzoeker 2] de rechtsgeldigheid van het laatste levenstestament bestrijdt, omdat betrokkene volgens hem niet meer wilsbekwaam was, gaat de kantonrechter vooralsnog uit van de rechtsgeldigheid van dat testament. Er is nog geen sprake van een verzoek tot vernietiging van het levenstestament en de notaris heeft alvorens tot passeren van de akte over te gaan een VIA-arts geraadpleegd om de wilsbekwaamheid van betrokkene te toetsen over de wensen die zij wilde vastleggen. De arts heeft geoordeeld dat betrokkene over dit onderdeel bekwaam was om haar wil kenbaar te maken. Dat een collega arts van [verzoeker 2] die beoordeling in twijfel trekt is onvoldoende, temeer omdat die arts betrokkene zelf (recentelijk) niet heeft gezien of gesproken. Daarnaast heeft ook de notaris zich er nog van vergewist dat dit echt de wens van betrokkene was.

3.6. Verder heeft [verzoeker 2] nog gesteld dat hij een achterneef is van [naam 2] . Daarover heeft betrokkene aangevoerd dat [verzoeker 2] een achterneef is via de eerste vrouw van [naam 2] en dus een aangetrouwde achterneef is van [naam 2] . Die familieband werkt volgens betrokkene niet door naar haar. Daar tegenover heeft [verzoeker 2] gesteld dat hij een kleinkind is van de zus van de moeder van [naam 2] en daarmee een (volle) achterneef van [naam 2] is.

3.7. Op dit moment is niet te verifiëren of de stelling van [verzoeker 2] juist is. Zijn achternaam suggereert een familieband met de eerste vrouw van [naam 2] , maar daarover heeft hij aangevoerd dat dat een omstandigheid is die is ontstaan door een huwelijk tussen een neef en een nicht. Wat daar ook van zij, de juistheid daarvan is op dit moment niet vast te stellen, terwijl het verweer voor de mondelinge behandeling al bekend was, zodat het op de weg van [verzoeker 2] had gelegen dat nader te onderbouwen als hij (mede) op die grondslag ontvangen had willen worden. De kantonrechter is daarom van oordeel dat niet is gebleken van een familieband als bedoeld in artikel 1:379 lid 1 BW, zodat [verzoeker 2] niet ontvankelijk is in zijn verzoek.

Noodzaak tot een maatregel

3.8. Het verzoek om betrokkene onder curatele te stellen kan worden toegewezen indien zij als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam haar belangen niet behoorlijk kan waarnemen of haar veiligheid of die van anderen in gevaar kan brengen en dat een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.

3.9. Uit de overlegde medische stukken volgt genoegzaam dat betrokkene sinds 2021 cognitieve achteruitgang en tekenen van dementie vertoont. Uit de verslagen van de zorgverleners blijkt dat betrokkene ondersteuning krijgt in de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en dat het wantrouwen en achterdocht van betrokkene toeneemt. Dit zijn ook kenmerken van dementie. Zo staat in de zorgrapportages dat betrokkene op 1 april 2025 vertelt ongelukkig te zijn door de gang van zaken en dat zij wantrouwen heeft over de financiën. Gevraagd naar bewijs vertelt betrokkene allerlei onsamenhangende verhalen waaruit zou moeten blijken dat de financiën op dit moment niet kloppen. Op 9 april 2025 vindt er een Multidisciplinair overleg plaats waarbij onder meer [verzoeker 2] en [gevolmachtigde 2] aanwezig zijn. In dat overleg wordt de onrust, argwaan en wantrouwen van betrokkene benoemd. Dit is het gevolg van dementie en de beperkingen die zij ervaart omtrent het leefgeld. Zij raakt steeds contant geld kwijt dat wordt gebracht evenals pasjes en identiteitsbewijs. Betrokkene is volgens de aanwezigen (financieel) kwetsbaar. De zorgmedewerkers en [verzoeker 2] stellen de wilsbekwaamheid van betrokkene ter discussie. Dit willen zij laten onderzoeken door een onafhankelijk arts. Met betrokkene is op 14 april 2025 gesproken over een onderzoek naar haar wilsbekwaamheid, daarbij is gerefereerd aan een bezoek aan de huisarts van betrokkene met [gevolmachtigde 2] waar dit ter sprake is gekomen. Betrokkene geeft vervolgens aan dat zij recent niet bij de huisarts is geweest en ook niet met [gevolmachtigde 2] . Op basis van deze verslagen is de kantonrechter van oordeel dat voldaan is aan de door de wet gestelde criteria en er een noodzaak is tot het instellen van een beschermingsmaatregel.

3.10. In het licht van de onder 3.8. genoemde maatstaf moet nagegaan worden of een voldoende behartiging van de belangen van betrokkene, niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd dan met de verzochte ondercuratelestelling. Een volmacht verleend in een door betrokkene opgesteld levenstestament kan onder omstandigheden als een dergelijke voorziening worden aangemerkt. De rechter volgt bij de benoeming in beginsel de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Uitgangspunt van het burgerlijk recht is immers de autonomie van de levenstestateur. Betrokkene heeft geheel autonoom en zelfstandig besloten tot het laten opmaken van een levenstestament. Het levenstestament heeft daarom voorrang boven het instellen van wettelijke beschermingsmaatregelen, nu dit wordt aangemerkt als een “andere passende en minder verstrekkende voorziening waarmee de behartiging van de belangen van betrokkene voldoende kan worden behartigd” in de zin van artikel 1:378 lid 1 BW. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de gegronde redenen om af te wijken van de voorkeur van betrokkene niet enkel betrekking hoeven te hebben op de persoon naar wie de voorkeur van betrokkene uitgaat. Die gegronde redenen kunnen ook gelegen zijn in andere omstandigheden die zich met het oog op de belangen van betrokkene ertegen verzetten dat de voorkeur van betrokkene wordt gevolgd[1].

3.11. In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat gelet op het levenstestament van 11 juni 2025 van betrokkene, waarvan de rechtsgeldigheid (nog) niet is aangetast, en de daarin verstrekte volmachten, er geen ruimte is voor een ondercuratelestelling of bewind. Er is op een andere wijze een passende voorziening getroffen die betrokkene zelf heeft gekozen.

3.12. Dat de gevolmachtigden betrokkene hebben beïnvloed om het levenstestament te wijzigen of anderszins misbruik lijken te maken van de volmachten is niet gebleken. Dit betekent dat de kantonrechter, gelet op de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel is dat het verzoek behoort te worden afgewezen.

3.13. Nu een afwijzende eindbeslissing volgt op het verzoek tot ondercuratelestelling eindigt het provisionele bewind daags na de uitspraak, tenzij anders wordt bepaald (artikel 1:383 lid 12 BW). In dit geval zal de kantonrechter anders bepalen namelijk dat het provisionele bewind met ingang van 16 oktober 2025 eindigt. Hierdoor heeft de provisioneel bewindvoerder de mogelijkheid om de lopende zaken nog af te ronden.

3.14. Nu er geen beschermingsmaatregel, anders dan bij levenstestament is bepaald, wordt opgelegd komt de kantonrechter niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van betrokkene.

4 Beslissing

De kantonrechter:

4.1. verklaart [verzoeker 2] niet ontvankelijk in zijn verzoek;

4.2. wijst de verzoeken van [verzoeker 1] af;

4.3. bepaalt dat het provisioneel bewind uitgeoefend door [naam 1] met ingang van 16 oktober 2025 eindigt;

4.4. bepaalt dat de provisioneel benoemde bewindvoerder eindrekening en -verantwoording aflegt aan betrokkene en die vervolgens doet toekomen aan de kantonrechter;

4.5. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. N.F.H. van Eijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2025.

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:

a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:870, NJ 2022/229


Voetnoten

HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:870, NJ 2022/229