Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17275 - Rechtbank Den Haag - 4 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:172754 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-4038

Zaaknummer: C/09/667506

Datum beschikking: 4 juli 2025

Vervangende toestemming erkenning, gezag, hoofdverblijfplaats,

Beschikking op het op [geboortedatum 4] 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de man/vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. M.J. Zennipman te ’s-Gravenhage.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. H. Uzumcu te ’s-Gravenhage.

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ,

de minderjarige (hierna ook te noemen: [de minderjarige] ), in rechte vertegenwoordigd door mr. G.B. van de Bunt, advocaat te ‘s-Gravenhage, in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

Op 12 juni 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten, de bijzondere curator en U. Urrestarazu namens de Raad.

[de minderjarige] heeft zich in raadkamer uitgelaten over de voorliggende verzoeken.

Feiten

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe:

De moeder heeft verweer gevoerd welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen, inhoudende om de week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur, of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar bij voorraad.

De bijzondere curator adviseert om het verzoek van de man, om aan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te erkennen, toe te wijzen.

Beoordeling

Erkenning Artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt het volgende. Als een man een kind wil erkennen, kan de toestemming van de moeder – bij een kind jonger dan 16 jaar – of die van het kind zelf – als het 12 jaar of ouder is – door toestemming van de rechtbank worden vervangen. Dit is mogelijk, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Vervangende toestemming kan alleen worden gegeven als de man hetzij de verwekker van het kind is, hetzij de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van [de minderjarige] en de moeder gaat ermee akkoord dat [de minderjarige] door de man word erkend. Ook de bijzondere curator is van mening dat het in het belang van [de minderjarige] is als hij door de man wordt erkend.

Formeel heeft de man hiervoor dus geen vervangende toestemming van de rechtbank nodig. Het lukt de ouders echter niet om de erkenning samen te regelen. Het is de rechtbank niet duidelijk waardoor dat komt. In het licht hiervan ziet de rechtbank aanleiding om vervangende toestemming te verlenen aan de man om [de minderjarige] te erkennen. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom toewijzen.

Het staat de beide ouders uiteraard vrij om alsnog samen naar de gemeente te gaan om de erkenning van [de minderjarige] door de man te regelen.

Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [de minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.

Gezag Op grond van artikel 1:253c, lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag te belasten. Het verzoek om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten wordt ingevolge het tweede lid van dit artikel slechts afgewezen als de andere ouder met gezag niet instemt en indien er:a) een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

De vader verzoekt om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] . De moeder is ambivalent in haar standpunt: zij heeft geen bezwaar tegen gezamenlijk gezag, maar is bang dat de vader [de minderjarige] bij haar weghoudt en vreest dat dat nog meer het geval zal zijn ingeval de vader mede met het gezag wordt belast.

Hoewel de zorgen van de moeder over het ontbreken van contact met [de minderjarige] voor de rechtbank invoelbaar zijn, zijn die zorgen onvoldoende om de vader het gezag over [de minderjarige] te onthouden. Het uitgangspunt van de wetgever is dat het gezag over een kind gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend. Daarbij komt dat [de minderjarige] inmiddels al meer dan een jaar bij de vader verblijft. Het is in het belang van [de minderjarige] dat de vader, als zijn hoofdverzorger, ook mede het gezag heeft en dat de ouders zich gaan inspannen om hun onderlinge communicatie en daarmee het wederzijds vertrouwen op te bouwen en toe te werken naar gezamenlijk gedragen ouderschap, zodat de ouders op termijn samen uitvoering kunnen geven aan gezamenlijk ouderschap en [de minderjarige] , als hij zover is, weer onbelast contact kan hebben met beide ouders. Partijen hebben zich hiervoor al aangemeld bij Kracht. Vanuit deze organisatie krijgen beide ouders een gezinscoach toegewezen.

Gelet op het voorgaande, is de rechtbank voornemens het verzoek van de vader als op de wet gegrond toe te wijzen. De rechtbank kan echter pas definitief op het verzoek tot gezamenlijk gezag beslissen nadat de erkenning tot stand is gebracht. De vader kan niet eerder dan drie maanden na de beslissing over de (vervangende toestemming voor de) erkenning bij de gemeente laten registreren, omdat deze beslissing eerst in kracht van gewijsde dient te zijn gegaan. De rechtbank geeft de vader daarom een termijn van 5 maanden om de erkenning van [de minderjarige] bij de gemeente te laten registreren. De rechtbank verzoekt de advocaat van de vader om de akte van erkenning aan de rechtbank te sturen. Na ontvangst van de akte van erkenning zal de definitieve beslissing op het verzoek tot gezamenlijk gezag worden gegeven. De rechtbank zal de zaak in afwachting van de akte van erkenning pro forma aanhouden tot 15 december 2025. De rechtbank overweegt dat indien de vader aan het hiervoor bepaalde niet voldoet de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan.

Hoofverblijfplaats Partijen zijn het erover eens dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vader heeft, en dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de feitelijke situatie. Naar de rechtbank begrijpt gaat het hierbij om de inschrijving van [de minderjarige] op het BRP adres van de vader.

De rechtbank zal het verzoek van de vader – vooruitlopend op een definitieve beslissing over het gezag – als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, omdat ook niet is gebleken dat dat in strijd is met de belangen van [de minderjarige] .

Omgang Op grond van de stukken en dat wat op de zitting is besproken stelt de rechtbank vast dat partijen begin 2025 het traject omgangsbegeleiding zijn gestart bij Sensa Zorg, maar dat de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder uiteindelijk niet van de grond is gekomen vanwege de aanhoudende weerstand die [de minderjarige] daartegen uitte. Ook in gesprek met de Raad heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij geen contact wil met zijn moeder.

De Raad adviseert om de ouders en [de minderjarige] te verwijzen naar Kracht voor gezinscoaching. De aanmelding bij die hulpverleningsinstantie hebben partijen zelf inmiddels al in gang gezet. Daarnaast adviseert de Raad om de beslissing over de omgangsregeling c.q. zorgregeling voor de duur van 9 maanden aan te houden teneinde de Raad in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen en zodat de ouders en [de minderjarige] in de tussentijd onder regie van Kracht kunnen gaan toewerken naar contactherstel.

Tijdens het gesprek met de kinderrechter, een week na de zitting, heeft [de minderjarige] nogmaals benadrukt dat hij geen contact met zijn moeder wil en dat hij het goed heeft met/bij zijn vader. Draagvlak voor contact met zijn moeder ontbrak volledig. De kinderrechter zag een kind dat klem zit, en dat baart veel zorgen.

Hoewel de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] acht dat hij – op den duur, als daarvoor bij [de minderjarige] weer ruimte is – contact heeft met zijn beide ouders, is duidelijk dat omgang tussen [de minderjarige] en de moeder op dit moment niet mogelijk is. De rechtbank ziet aanleiding om de beslissing ten aanzien van de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder voorlopig aan te houden in afwachting van de inmiddels voor de ouders ingezette hulpverlening bij Kracht. De rechtbank sluit hierbij aan bij het advies van de Raad. Ouders zullen met behulp van een gezinscoach moeten onderzoeken wat er nodig is om de weerstand bij [de minderjarige] weg te nemen. De moeder zal de komende periode kunnen laten zien dat zij betrouwbaar is, afspraken nakomt en welwillend is om het contact te herstellen op een manier die voor [de minderjarige] prettig is. De vader zal kunnen laten zien dat hij [de minderjarige] motiveert voor en ondersteunt in het contactherstel met moeder. De rechtbank spreekt de hoop uit dat als het vertrouwen over en weer en de onderlinge verhouding tussen de ouders in de komende periode met behulp van Kracht verbetert, er bij [de minderjarige] weer ruimte kan ontstaan voor een voorzichtig contact(herstel) met zijn moeder.

De rechtbank zal, conform het advies van de Raad, een definitieve beslissing over de zorgregeling voor de duur van 9 maanden aanhouden, in afwachting van het verloop van de ingezette hulpverlening en, indien nodig, het nadere door de Raad te verrichten onderzoek.

Informatie Partijen hebben op de zitting nog de afspraak gemaakt dat de vader – zolang er geen contact is tussen [de minderjarige] en de moeder – de moeder maandelijks (op de eerste dag van de maand) via e-mail zal informeren over [de minderjarige] en een foto van [de minderjarige] zal meesturen. De rechtbank zal deze afspraak in het dictum vastleggen.

De kinderrechter heeft [de minderjarige] een brief gestuurd met de volgende inhoud:

Beste [de minderjarige] ,

Wij hebben elkaar een paar weken geleden gesproken over jouw wens om bij je vader te blijven wonen en geen contact meer met je moeder te hoeven hebben. Zoals je weet, heb ik daarover ook al met je ouders gesproken.

Ik vind het héél knap hoe je me hebt uitgelegd hoe jij tegen de dingen aankijkt. Je kon dat goed uitleggen en ik heb ook goed naar je geluisterd. Het was voor jou best een spannend gesprek en je werd er ook heel verdrietig van. Wat je vooral dwars zit, zo vertelde je, is dat je telkens weer aan mensen moet uitleggen dat je je moeder ECHT NIET wilt zien. Ik snap dat heel goed en vind dat ook erg vervelend voor je.

Ik heb vandaag een beslissing genomen in de rechtszaak tussen je ouders en wil je met deze brief ook zelf laten weten wat ik heb beslist. De inhoud van deze brief zal ik ook in de beslissing voor je ouders zetten, zodat ze weten wat ik je heb geschreven.

Ik heb allereerst besloten dat je bij je vader mag blijven wonen. Ik zal ook beslissen dat je vader en je moeder samen belangrijke beslissingen over jou moeten nemen (dat noemen we officieel: het gezag). Tot nu toe had alleen je moeder het gezag, maar dat is natuurlijk helemaal niet handig als je bij je vader woont. Het is ook “normaal” dat ouders samen het gezag over hun kinderen hebben. Voordat het gezamenlijk gezag kan ingaan, zal bij de gemeente nog wel geregeld moeten worden dat je vader als jouw vader wordt erkend. Dat kan je vader gaan regelen met de beslissing die vandaag aan je ouders wordt gestuurd. Ik heb nog geen definitieve beslissing genomen over het contact met je moeder. Ik zal je uitleggen waarom. Het is helemaal niet erg dat je een poosje geen contact met je moeder hebt. Soms is dat gewoon zo. Omdat geen contact nu voor jou beter voelt, en dat heb je me heel goed kunnen uitleggen, zal ik nu geen omgangsregeling tussen jou en je moeder vastleggen. Ik hoop wel dat het contact met je moeder over een poosje weer een beetje kan worden hersteld. Je ouders hopen dat ook. Je vader en je moeder hebben nu een gezinscoach (van de organisatie Kracht) die hen hopelijk kan helpen om de huidige situatie voor jou te verbeteren. Ik ga afwachten hoe dat hulpverleningstraject van je ouders bij Kracht verloopt en zal je ouders vragen om mij daarover voor 15 april 2026 te informeren. Daarna zal ik opnieuw met je ouders gaan praten om te kijken hoe het dan gaat.

Ik denk dat het je kan helpen als er voor jou wat rust komt en dat je niet steeds opnieuw jouw mening hierover aan volwassenen hoeft uit te leggen. Dat hoeft ook niet.

Je herinnert je vast nog wel dat ik je tijdens ons gesprek heb verteld over Villa Pinedo (www.villapinedo.nl). Villa Pinedo is een online plek voor kinderen van ouders die uit elkaar zijn. Kijk maar eens op deze website. Er zijn veel kinderen bij die, net als jij, het contact met een van hun ouders voor kortere of langere periode zijn kwijtgeraakt. Op de website staan heel veel tips voor kinderen (en ook voor ouders). Je kunt via de website ook een maatje (een buddy) krijgen met wie je kunt praten, als je dat wilt. Dat hoeft niet, maar het mag. Ik denk dat het je kan helpen.

Met vriendelijke groet, de kinderrechter

Beslissing

De rechtbank:

verleent de man, [de vader] , geboren op[geboortedatum 3] 1980 te [geboorteplaats] , toestemming, die de toestemming van de moeder, [de moeder] , geboren op [geboortedatum 4] 1980 te [geboorteplaats] , vervangt, tot erkenning van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ;

beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;

bepaalt dat de beslissing op het verzoek tot gezamenlijk gezag – in afwachting van de erkenning van [de minderjarige] door de man – wordt aangehouden tot 15 december 2025 pro forma;

bepaalt dat de man vóór de genoemde pro forma datum de akte van erkenning aan de rechtbank doet toekomen;

bepaalt dat indien de man aan het hiervoor bepaalde niet geheel of gedeeltelijk voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan;

bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;

bepaalt dat vader met ingang van 1 juli 2025 – en zolang er geen frequent contact is tussen de moeder en [de minderjarige] – de moeder maandelijks, te weten op de eerste van de maand, schriftelijk (via e-mail) informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige] en daarbij zal voegen minimaal één goed gelijkende recente kleurenfoto van [de minderjarige] ;

houdt de beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan tot 15 april 2026 pro forma.