Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17255 - Rechtbank Den Haag - 4 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:172554 september 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtJeugdstrafrecht

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 09-125807-21

Datum uitspraak: 4 september 2025

Beslissing op de op 11 juli 2025 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , [geboorteland] , BRP-adres: [adres] , [postcode] te [plaats 1] , thans verblijvende op de Forensisch Observatie- en Behandelafdeling FOBA in de [instelling 1] te [plaats 2] ,

die bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2022 is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel), welk vonnis onherroepelijk is geworden op 7 juni 2022.

De vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de (termijn van de) PIJ-maatregel wordt verlengd met drie maanden. Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering aangepast en een verlenging van 12 maanden gevorderd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in deze zaak, waaronder:

 een extract van het vonnis van deze rechtbank van 23 mei 2022, waarbij de veroordeelde onder andere is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;  de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 11 juli 2025 die strekt tot het verlengen van de PIJ-maatregel met 3 maanden;  het advies van 17 juni 2025 van A.M.J. de Kuiper (GZ-psycholoog) en C. Peeters (pedagogisch directeur RJJI Den Hey-Acker), om de PIJ-maatregel te verlengen met 3 maanden;  een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde;  het aanvullend advies van 15 augustus 2025 van C. Peeters (pedagogisch directeur RJJI Den Hey-Acker) en M. Hooijen (behandelcoördinator en GZ-psycholoog), om de PIJ-maatregel te verlengen met 12 maanden.

De rechtbank heeft op 21 augustus 2025 de vordering in raadkamer in het openbaar behandeld.

Verschenen en gehoord zijn:

 de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.W. Plantenga en een tolk in de taal Tigrinja;  [naam] , namens Reclassering Nederland (hierna: de reclassering);  de deskundige A.M.J. de Kuiper, als GZ-psycholoog verbonden aan RJJI Den Hey-Acker;  de deskundige M. Hooijen, als GZ-psycholoog en behandelcoördinator verbonden aan RJJI Den Hey-Acker;  de officier van justitie mr. J. Eelman.

Het advies

Uit het advies van 17 juni 2025 blijkt het volgende. De veroordeelde heeft in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Sinds oktober 2024 is de veroordeelde gestart met meerdaags onbegeleid verlof in het kader van het ontwikkelen van een netwerk en dit is goed verlopen. In maart 2025 is overgegaan tot de aanvraag van het Scholings- en Trainingsprogramma (hierna: STP) en is de reclassering nauw betrokken voor het opstellen van de voorwaarden. Het vinden van een woonplek voor de veroordeelde was lastig en zorgde voor veel spanning en wantrouwen bij de veroordeelde. Daar komt bij dat de veroordeelde eind maart 2025 door een groepsgenoot op zijn hoofd is geslagen en dit heeft veel impact gehad op de veroordeelde, zodanig dat hij tijdelijk is gestopt met zijn werk. . De veroordeelde is op 21 april 2025 overgeplaatst naar [instelling 2] , waar dagelijks begeleiding aanwezig is. In eerste instantie had de veroordeelde veel weerstand tegen de kaders van het STP, maar het is hem uiteindelijk gelukt om akkoord te gaan met de gestelde voorwaarden en afspraken. Nog steeds vindt hij het lastig zich aan de voorwaarden te houden. Hij heeft in het begin van het STP een positieve urinecontrole gehad. Verder heeft de veroordeelde 26 uur per week dagbesteding vanuit [instelling 2] , omdat zijn contract bij zijn werkgever niet is verlengd.

Uit het advies van 15 augustus 2025 blijkt dat de zorgen om de veroordeelde in de weken daarvoor sterk zijn toegenomen. Op 11 juni 2025 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de veroordeelde en de JJI, omdat er signalen waren dat de veroordeelde zich niet hield aan de afspraken rondom het STP. Zo had hij geen dagbesteding en was er sprake van middelengebruik. Daarna volgde een tijdelijke verbetering, maar bij een huisbezoek op 14 juli 2025 namen de zorgen opnieuw toe. De veroordeelde was heel moe, reageerde vlak en langzaam op vragen en had een lege blik in zijn de ogen. Daar kwam bij dat hij een groot geldbedrag (€ 4.000,-) had uitgegeven en een ongeïnteresseerde indruk had gemaakt tijdens een meeloopdag voor een nieuwe baan, waardoor hij niet werd aangenomen. De veroordeelde is vanwege deze ontregeling als time-out op de individuele trajectafdeling (hierna: ITA) geplaatst en daar bleek hij hasj bij zich te hebben en testte hij positief op paddo’s. In de dagen daarna is het wantrouwen en de boosheid bij de veroordeelde toegenomen en leek hij verder psychisch te ontregelen. Dit heeft ertoe geleid dat hij op 21 juli 2025 is overgeplaatst naar de Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling (hierna: FOBA) en dat zijn STP is stopgezet. Op de FOBA heeft de veroordeelde zich (verbaal) agressief gedragen, heeft hij naar personeel gespuugd en in eerste instantie medicatie geweigerd. Inmiddels neemt de veroordeelde de medicatie vrijwillig en wordt gezien dat de verdachte minder agressief is. In de komende periode is het belangrijk dat de veroordeelde verder gaat stabiliseren en vervolgens r moet een plan gemaakt worden voor het opnieuw opstarten van het verlof en het STP. Daarbij moet ook opnieuw gezocht worden naar een woonplek met intensieve begeleiding.

De deskundigen hebben ter zitting aangegeven dat er op dit moment geen FOBA-indicatie meer is voor de veroordeelde, omdat hij deels lijkt te zijn gestabiliseerd. De situatie is echter nog pril en er is meer tijd nodig om verder te stabiliseren. Daar zal een aantal maanden voor nodig zijn. Ook het vinden van een nieuwe woonplek met meer intensieve begeleiding en het opnieuw opstarten van verlof en het STPzal tijd kosten. Voor dit alles zal, in een rooskleurig scenario, 12 maanden nodig zijn. Daar komt bij dat de veroordeelde ook gemotiveerd zal moeten blijven om medicatie te blijven nemen, ook als hij een eigen woonplek heeft. Ten aanzien van het recidiverisico hebben de deskundigen aangegeven dat er een nieuwe risicotaxatie plaats zal moeten vinden, gelet op hetgeen er in de afgelopen weken is gebeurd.

De reclassering heeft aanvullend ter zitting verklaard dat de start van het STP redelijk verliep, maar dat de veroordeelde het lastig vond om zich aan de afspraken te houden. Na het huisbezoek waren de zorgen over de veroordeelde zo groot dat is besloten om de veroordeelde over te plaatsen, eerst naar de ITA en daarna naar de FOBA. De begeleiding die de veroordeelde bij [instelling 2] had, is feitelijk onvoldoende gebleken. Daarom moet worden gezocht naar een woonvorm met meer intensieve begeleiding. Dat zal moeilijk worden, mede gelet op lange wachtlijsten.

De standpunten

De officier van justitie heeft – in lijn met het aanvullend advies van 15 augustus 2025 – de vordering op de zitting gewijzigd in die zin dat wordt gevorderd de PIJ-maatregel met 12 maanden te verlengen. De officier van justitie heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. Ten tijde van de indiening van de schriftelijke vordering ging het goed met de veroordeelde, maar in de afgelopen weken is de veroordeelde psychisch gaan ontregelen. Ter zitting is gebleken dat het inmiddels weer beter gaat met de veroordeelde, maar dat er nog veel tijd nodig is om de veroordeelde verder te stabiliseren. Vervolgens zal het verlof opnieuw moeten worden opgebouwd en het STP zal opnieuw moeten starten. De officier van justitie vindt het van groot belang dat het STP volgt, opdat de veroordeelde leert omgaan met zijn verantwoordelijkheden en begeleid wordt bij het vergroten van zijn zelfstandigheid. Daarbij dient ook aandacht te zijn voor informatievoorziening over het effect van blowen. Gelet op het voorgaande en de verwachte duur die nodig is voor het opstarten van verlof en STP, vindt de officier van justitie dat een verlenging van de PIJ-maatregel voor 12 maanden noodzakelijk.

De raadsvrouw van de veroordeelde heeft verzocht de duur van de maatregel te beperken tot 6 maanden. De raadsvrouw heeft daartoe naar voren gebracht dat in het aanvullend advies te lezen is dat de veroordeelde sinds 11 augustus 2025 een vrolijk toestandsbeeld laat zien en zijn medicatie vrijwillig inneemt. Daar komt bij dat de veroordeelde gemotiveerd is om deze positieve lijn door te zetten en het STP weer te doorlopen. De veroordeelde zou het heel vervelend vinden als de PIJ-maatregel al ten einde komt voordat met het STP gestart kan worden. Verder heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat een verlenging met 12 maanden lang en uitzichtloos is voor de veroordeelde. Een verlenging met 6 maanden biedt perspectief en geeft motivatie. Op de volgende zitting kan gekeken worden hoe het met de veroordeelde gaat. Op deze manier kan een vinger aan de pols gehouden worden. Verder heeft de raadsvrouw namens de veroordeelde benadrukt dat hij geen paddo’s heeft gebruikt. De veroordeelde vindt het vervelend dat dit nu zo in de rapportage staat, terwijl onduidelijk is waarop ditis gebaseerd.

De beoordeling

De PIJ-maatregel is opgelegd voor het plegen van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging en openlijk geweld in vereniging. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, waardoor verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is.

Gelet op de hiervoor weergegeven adviezen, hetgeen ter zitting is besproken en het bepaalde in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde eisen dat de PIJ-maatregel wordt verlengd met 12 maanden.

Uit de overgelegde stukken en hetgeen door de deskundigen in raadkamer is toegelicht blijkt dat de veroordeelde in het eerste halfjaar van 2025 binnen de kaders van de PIJ-maatregel een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De veroordeelde is gaan wonen bij een semi-zelfstandige woonvorm van [instelling 2] en is gestart met het STP. Ondanks dat de veroordeelde weerstand had tegen de gestelde voorwaarden, lukte het de veroordeelde tot voor kort redelijk goed om zich aan deze voorwaarden te houden. Uit het aanvullende advies van 15 augustus 2025 blijkt echter dat de veroordeelde in juli 2025 een grote terugval heeft gehad. De veroordeelde is als gevolg van middelengebruik gaan ontregelen, op zodanige wijze dat het STP is beëindigd en dat de veroordeelde is overgeplaatst naar de FOBA. De veroordeelde was vlak en reageerde langzaam, was boos en agressief en zeer wantrouwend. Daar komt bij dat de veroordeelde in eerste instantie medicatie weigerde. Ter zitting is gebleken dat het inmiddels beter gaat met de veroordeelde. Dit neemt niet weg dat sprake is geweest van een behoorlijk terugval met als consequentie beëindiging van het STP. Anders dan de veroordeelde lijkt te denken, kan STP op zichzelf binnen de (maximale) looptijd van de maatregel nog wel gerealiseerd worden. Er is nu weliswaar sprake van een verbetering maar die is nog maar pril. De veroordeelde zal in de komende periode verder moeten stabiliseren. Er zal een nieuwe woonplek met meer intensieve begeleiding gevonden moeten worden, het verlof zal opnieuw moeten worden opgebouwd en het STP zal moeten worden opgestart. De rechtbank vindt het van belang dat de veroordeelde in de komende periode op juiste wijze wordt ondersteund en begeleid bij het vergroten van zijn verantwoordelijkheden, waaronder ook het blijven innemen van medicatie en het abstinent blijven van middelen. Daarover dient met de veroordeelde in gesprek te worden gegaan.

Een termijn van 6 maanden, zoals verzocht door de raadsvrouw, vindt de rechtbank hiervoor onvoldoende. Aangezien de veroordeelde nog verder moet stabiliseren, en er opnieuw verlof en STP moet worden opgestart, is een termijn van 6 maanden niet realistisch, ondanks de goede wil van motivatie van de veroordeelde.

Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geeft de rechtbank aan dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, behoudens verdere verlenging en andere onvoorziene omstandigheden, op 15 augustus 2026 voorwaardelijk zal eindigen en op 15 augustus 2027 onvoorwaardelijk zal eindigen. De rechtbank merkt op dat zij bij de berekening van deze data heeft aangesloten bij artikel 88 Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat onder een maand 30 dagen wordt verstaan, en zich verder heeft gebaseerd op de stukken die zich in het dossier bevinden.

Beslissing

De rechtbank:

verlengt de termijn van de PIJ-maatregel, zoals hierboven omschreven, met 12 maanden.

Deze beslissing is gegeven te Den Haag door mr. M.J. Bouwman, kinderrechter, voorzitter, mr. W.G. de Boer, kinderrechter, en mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2025.