Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17059 - Rechtbank prioriteert rust en duidelijkheid bij vaststellen van gedetailleerde zorgregeling - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1705917 september 2025

Essentie

De rechtbank wijzigt een zorgregeling op grond van artikel 1:253a BW. Vanwege de verstoorde communicatie tussen de ouders wordt, in het belang van het kind, gekozen voor een gedetailleerde regeling die zo min mogelijk onderling overleg en contactmomenten vereist, om zo rust en duidelijkheid te creëren.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 25-4893

Zaaknummer: C/09/687694

Datum beschikking: 17 september 2025 (bij vervroeging)

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 1 juli 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. D.H.P.C. Glaudemans te Delft.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. A. Harent te [geboorteplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken waaronder:

  • het verzoekschrift;

  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek.

Op 11 september 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift van de moeder strekt tot wijziging van na te melden beschikking, waarin de door de ouders onderling getroffen regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in is opgenomen, in die zin dat de moeder thans verzoekt een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] bij de vader zal verblijven:

dan wel een zodanige zorgregeling vast te stellen als de rechtbank juist acht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt de zorgregeling bij beschikking van deze rechtbank van 16 september 2021 te wijzigen in die zin dat hij verzoekt een zorgregeling vast te stellen zoals omschreven onder punt 4 van zijn verweerschrift met zelfstandige verzoeken.

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

  • Zij zijn de ouders van het minderjarige kind [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .

  • De vader heeft [minderjarige] erkend.

  • Blijkens een uittreksel uit het gezagsregister oefenen partijen sinds de beschikking van deze rechtbank van 16 september 2021 het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit, welke beschikking door het Gerechtshof Den Haag bij uitspraak van 16 augustus 2023 is bekrachtigd.

  • Bij voornoemde beschikking van deze rechtbank van 16 september 2021 is – voor zover hier aan de orde – bepaald dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:

  • één weekend per veertien dagen, van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdagavond naar de vader brengt en de vader [minderjarige] op zondagmiddag naar de moeder terugbrengt;

  • de helft van de feestdagen, in onderling overleg te verdelen;

  • met ingang van de zomervakantie 2022: de helft van de schoolvakanties, waarbij in de zomervakantie maximaal twee weken aaneengesloten, in onderling overleg te verdelen, alsmede dat [minderjarige] en de vader met elkaar zullen videobellen op woensdagavond rond etenstijd.

Beoordeling

Wettelijk kader Op grond van artikel 1:253a vierde lid in samenhang met artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake de zorgregeling alsmede een door de ouders onderling getroffen zorgregeling onder meer wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.

Ontvankelijkheid De moeder stelt en beargumenteert dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de zorgregeling gewijzigd dient te worden. Sinds de vaststelling van de zorgregeling in 2021 heeft de vader voortdurend verzocht om de regeling uit te breiden. De moeder heeft uiteindelijk ingestemd met de regeling zoals die nu al geruime tijd loopt en die zij nu vraagt formeel vast te leggen. Omdat het partijen niet lukt om conform de in 2021 bepaalde regeling afspraken te maken over de vakanties en feestdagen, is ook hier wijziging aangewezen.

De vader betwist niet dat sprake is van een wijziging van omstandigheden en verzoekt ook een wijziging van de zorgregeling.

De rechtbank is gebleken dat na voormelde vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de omstandigheden zijn gewijzigd. Partijen kunnen worden ontvangen in hun verzoeken.

Standpunten moeder De moeder verzoekt de regeling te wijzigen in de regeling zoals deze sinds 2024 feitelijk door partijen wordt uitgevoerd. Deze houdt in dat [minderjarige] de ene week van donderdag 14.30 uur tot maandagochtend naar school bij de vader is en de andere week van donderdag 14.30 uur tot vrijdag 14.30 uur. Partijen halen en brengen [minderjarige] van en naar school, zodat zij geen contact met elkaar hebben bij de overdrachtsmomenten.

Daarnaast verzoekt zij om de videobelregeling te laten vervallen, ook omdat [minderjarige] nu iedere donderdag al bij de vader is. De moeder benadrukt dat [minderjarige] altijd met de vader kan videobellen als hij dit wenst.

Ten aanzien van de vakantie- en feestdagenregeling verzoekt de moeder om deze gedetailleerder vast te leggen, omdat gebleken is dat het de ouders niet lukt om afspraken te maken. Omdat de verdeling van de vakanties niet is vastgesteld, leidt dit voortdurend tot discussie tussen partijen, aldus de moeder. Zij noemt verschillende voorbeelden waarbij de conflicten tussen partijen fors opliepen. De moeder wenst bijvoorbeeld om het jaar de gehele kerst met haar gehele zin door te brengen op [plaats] , omdat haar dochter en haar kleinkind daar wonen. De vader wil echter altijd dat [minderjarige] bij hem is op eerste kerstdag.

Standpunt vader De vader verzoekt juist een ruimere regeling te bepalen waarbij [minderjarige] om de week op donderdag na school tot woensdag naar school bij de vader is. Deze reguliere zorgregeling kan wat hem betreft doorlopen gedurende de vakanties, behalve tijdens kerst en de zomervakantie. De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij op dit moment [minderjarige] iedere week op donderdag uit school ophaalt en dat hij dit voorlopig kan blijven doen.

Daarnaast verzoekt de vader ten aanzien van de kerstvakantie om de kerstdagen ieder jaar om en om te verdelen. Dit jaar is [minderjarige] vanaf 18 december bij de vader en kan hij blijven tot bijvoorbeeld tweede kerstdag 10.00 uur. Dan kan de moeder tweede kerstdag vieren op [plaats] en blijft [minderjarige] bij de moeder tot oudjaarsdag. Dit jaar viert [minderjarige] Oud en Nieuw bij de vader. Volgend jaar is dit bij de moeder. Andersom is ook mogelijk dat de moeder voor eerste kerstdag naar [plaats] gaat en [minderjarige] op tweede kerstdag bijvoorbeeld om 12.00 uur bij de vader brengt. Zo kan iedere ouder elk jaar met [minderjarige] kerst doorbrengen.

Inhoudelijke beoordeling Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat de ouders nauwelijks met elkaar communiceren. De moeder heeft op de zitting aangegeven voor de vader alleen bij noodgevallen telefonisch bereikbaar te zijn, maar zij is niet bereikbaar via haar e-mail of Whatsapp. [minderjarige] heeft last van deze verstoorde communicatie en de spanningen tussen de ouders. Dit blijkt ook uit het verslag van Veilig Thuis. Het SKT is inmiddels bij de ouders betrokken. Vaststaat dat [minderjarige] op maandag, dinsdag en vrijdag uit school naar de BSO gaat, de moeder op woensdag vrij is en de vader [minderjarige] op donderdag uit school haalt.

De Raad heeft aangegeven dat de spanning tussen de ouders merkbaar is, ook gedurende de zitting. [minderjarige] staat hier al jaren tussenin en dit is schadelijk voor hem. De ouders moeten aan hun onderlinge communicatie werken en dit verbeteren in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] heeft nu baat bij rust en daarom adviseert de Raad de feitelijke zorgregeling niet te wijzen. De rechtbank overweegt als volgt. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige] nu gebaat is bij rust en duidelijkheid. [minderjarige] is gewend aan de regeling die partijen momenteel uitvoeren. De moeder heeft haar werkschema hierop aangepast en de vader heeft aangegeven voorlopige [minderjarige] op donderdag van school te kunnen blijven halen. Zo hebben de ouders, ondanks dat zij nauwelijks met elkaar communiceren, samen de reguliere zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] verdeeld. Deze regeling loopt inmiddels een jaar en naar de rechtbank begrijpt loopt dit ook goed. Voor [minderjarige] is het van belang dat hij substantieel contact heeft met beide ouders, maar dit betekent niet per se een volledig gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank zal daarom de regeling vastleggen die op dit moment feitelijk door partijen wordt uitgevoerd. Omdat de rechtbank niet weet in welke week, even of oneven, [minderjarige] op donderdag naar de vader gaat om daar tot maandagochtend te blijven, zal de rechtbank dat in het dictum in het midden laten.

Wat betreft de schoolvakanties zal de rechtbank een regeling bepalen die er op neerkomt dat [minderjarige] evenveel tijd bij de vader zal doorbrengen als bij de moeder. Tijdens de meivakantie zal [minderjarige] ieder jaar de eerste week bij de moeder zijn en de tweede week bij de vader. Ten aanzien van de herfst- en de voorjaarsvakantie heeft de moeder verzocht deze bij helfte te verdelen waarbij de vader vóór 1 oktober van het desbetreffende schooljaar moet aangeven bij de moeder welke van de twee vakanties [minderjarige] bij hem verblijft. Omdat de ouders niet constructief met elkaar communiceren, voorziet de rechtbank problemen bij een dergelijke regeling. De rechtbank zal daarom ten behoeve van de duidelijkheid bepalen dat [minderjarige] in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie bij de moeder verblijft en in de herfstvakantie bij de vader, en in de even jaren andersom.

De moeder heeft geen concreet verzoek geformuleerd in haar petitum ten aanzien van de zomervakantie, maar de rechtbank begrijpt dat partijen het eens zijn in die zin dat [minderjarige] drie weken bij de ene ouder en drie weken bij de andere ouder zal zijn. De rechtbank volgt daarbij niet het voorstel van de vader om partijen ieder jaar te laten kiezen welke van de drie weken zij wensen, maar zal het voorstel van de moeder volgen waarbij [minderjarige] in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader zal zijn en de laatste drie weken bij de moeder, en in even jaren andersom. Gelet op het feit dat de ouders nauwelijks contact met elkaar hebben acht de rechtbank het niet wenselijk dat zij ieder jaar samen moeten overleggen over de precieze verdeling. Door het nu duidelijk vast te leggen ontstaat bij partijen en [minderjarige] duidelijkheid en rust.

Ten aanzien van de kerstvakantie geldt hetzelfde uitgangspunt. [minderjarige] is gebaat bij een zo rustig mogelijke regeling met zo min mogelijk contactmomenten en noodzakelijk overleg tussen de ouders. Het is begrijpelijk dat de vader ieder jaar graag een kerstdag met [minderjarige] wil doorbrengen, maar de rechtbank is van oordeel dat de regeling die de moeder voorstelt meer in het belang is van [minderjarige] gelet op de duidelijkheid die deze biedt. De rechtbank zal daarom de kerstvakantie zo verdelen dat [minderjarige] in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie (inclusief de kerstdagen) bij de vader zal zijn en in de tweede week bij de moeder (inclusief oud en nieuw), en in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder zal zijn en in de tweede week bij de vader.

Partijen hebben op de zitting aangegeven het ermee eens te zijn dat de videobelregeling waarbij [minderjarige] en de vader iedere woensdagavond rond etenstijd met elkaar bellen, zal stoppen. De vader heeft wel nog gevraagd om een belregeling vast te leggen tijdens de verjaardag van de vader, de moeder en die van [minderjarige] , waarbij de ouder waar hij niet verblijft om 19.00 uur even met hem kan bellen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat hij op de verjaardagen van zijn ouders en hemzelf kort telefonisch contact kan hebben met de andere ouder. De rechtbank zal dit verzoek van de vader toewijzen en de videobelregeling hierop aanpassen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 16 september 2021 –:

bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:

  • de ene (even dan wel oneven) week van donderdag 14.30 uur tot maandagochtend naar school en de andere (oneven dan wel even) week van donderdag 14.30 tot vrijdag 14.30 uur;

bepaalt voor [minderjarige] de volgende vakantie- en feestdagenregeling:

wijzigt de videobelregeling in die zin dat [minderjarige] tijdens de verjaardag van de vader, de moeder en [minderjarige] om 19.00 uur een videobelmoment heeft met de ouder waar hij niet verblijft;

verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.