ECLI:NL:RBDHA:2025:16757 - Rechtbank Den Haag - 25 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team Insolventie
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rekestnummer: NL:TZ:2500967:R-RK
Vonnis van 25 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker], wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ; hierna: [verzoeker] ,
tegen
1. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Nederland B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht, gemachtigde: Van der Meer Incasso en Gerechtsdeurwaarders, hierna: Q-Park,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage, gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V., hierna: RVO.
Waar deze zaak over gaat [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft [verzoeker] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
1 De feiten waar de rechtbank van uit gaat
1.1. [verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 98.886,28 aan negen schuldeisers. Het is [verzoeker] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 28 januari 2025 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 1,513% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 0,757%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2. Q-Park is niet akkoord gegaan met dit voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan Q-Park van € 1.273,45, dat is 1,29% van de totale schuldenlast.
1.3. RVO is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan RVO van € 70.019,97, dat is 70,81% van de totale schuldenlast.
1.4. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank Q-Park en RVO dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
2 De procedure
2.1. De verzoeken van [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 18 augustus 2025. Op deze zitting verschenen:
- [verzoeker] ,
- de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] , schuldhulpverleners van gemeente Den Haag.
2.2. Q-Park en RVO zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen. RVO heeft wel schriftelijk verweer ingediend.
3 Standpunten van partijen
3.1. [verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat Q-Park en RVO het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2. Q-Park heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.
3.3. RVO stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. [verzoeker] was niet te goeder trouw bij het ontstaan van de schuld, omdat hij onjuiste en valse gegevens heeft verstrekt. RVO vertegenwoordigt 70,8% van de totale schuldenlast en heeft gezien de hoogte van haar vordering een groot belang bij de weigering van het voorstel d.d. 28 januari 2025. Daarnaast heeft RVO te weinig informatie ontvangen om te kunnen beoordelen of [verzoeker] ook tot de WSNP toegelaten zou kunnen worden en wat de onderbouwing is van het minnelijk voorstel.
4 De beoordeling van de verzoeken
4.1. De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen afwijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2. Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat Q-Park en RVO weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3. De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde(n), namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4. Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5. De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier niet op zijn plaats is.
Het is niet onredelijk dat Q-Park en RVO hebben geweigerd met de schuldregeling in te stemmen
4.6. De vorderingen van Q-Park en RVO bedragen met 72,10% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat Q-Park en RVO hebben geweigerd met de schuldregeling in te stemmen.
4.9. [verzoeker] is bij strafrechtelijk vonnis van 23 oktober 2024 veroordeeld door de politierechter tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens het medeplegen van witwassen. De vordering van RVO vloeit voort uit dat vonnis. RVO heeft een vordering benadeelde partij ingediend en die vordering is toegewezen. Van deze vordering is het overgrote deel onbetaald gebleven.
4.10. De rechtbank is van oordeel dat RVO een zwaarwegend belang heeft bij het kunnen handhaven van haar vordering aangezien het een vordering benadeelde partij betreft. De wetgever heeft expliciet bepaald dat dergelijke vorderingen niet vallen onder de schone lei in het kader van de WSNP. Bovendien kan een schuldenaar niet worden toegelaten tot de WSNP als sprake is van schulden die voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar voor de dag van indiening van het verzoek. Van RVO kan daarom niet worden verlangd dat zij instemt met een akkoord op basis waarvan slechts een zeer beperkt deel (0,757 %) van haar vordering zou worden betaald. Het vergoeden van de schade van de benadeelde partij, in dit geval RVO, is immers onderdeel van de door de strafrechter uitgesproken veroordeling. Het belang van RVO dat het strafrecht wordt gehandhaafd en geen rechtsongelijkheid ontstaat tussen veroordeelden, weegt zwaarder dan het belang van [verzoeker] bij een schuldenvrije toekomst. De rechtbank weegt daarbij mee dat de strafbare feiten weliswaar in 2020 zijn gepleegd, maar dat het vonnis nog recent is (van 23 oktober 2024). [verzoeker] is op dit moment arbeidsongeschikt, maar op termijn is herstel niet uitgesloten en kan [verzoeker] wellicht alsnog (een deel van de) vordering aflossen.
Op het WSNP-verzoek wordt in een apart vonnis beslist
4.11. [verzoeker] heeft op de zitting laten weten het verzoek om te worden toegelaten tot WSNP te handhaven als het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen. De rechtbank zal op dat verzoek in een apart vonnis beslissen.
5 De beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af.
Dit is de beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak? Tegen deze uitspraak kan [verzoeker] gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag. Dit kan alleen indien het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ook door de rechtbank is afgewezen en verzoeker tegelijk hoger beroep instelt tegen die afwijzing (art. 292 lid 3 Fw).