ECLI:NL:RBDHA:2025:16679 - Rechtbank Den Haag - 9 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: NL:TZ:2501092:R-RK
vonnis van 9 september 2025 in de zaak van
[verzoeker] , wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] , hierna: [verzoeker] ,
tegen
NovaVida Properties B.V., vertegenwoordigd door BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders, gevestigd te Rijswijk, hierna: verweerster.
Waar deze zaak over gaat [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft [verzoeker] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
1 De feiten waar de rechtbank van uit gaat
1.1. [verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 36.329,98 aan zes schuldeisers. Het is [verzoeker] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van [bedrijfsnaam] heeft hij voor het laatst op 3 januari 2025 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens wordt aangeboden van 28,35%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. In de 285 lid 1 sub b f Fw-verklaring van 18 juli 2025 wordt gesproken over een percentage van thans 30,13% aan de gewone schuldeisers.
1.2. Verweerster is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan verweerster van € 17.722,97, dat is 48,78% van de totale schuldenlast.
1.3. De overige vijf schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank verweerster dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
1.5. De rechtbank heeft bepaald uiterlijk 9 september 2025 uitspraak te doen.
2 De procedure
2.1. De verzoeken van [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 1 september 2025. Op deze zitting verschenen:
- [verzoeker] vergezeld door [naam 1] , begeleider van Over Rood,
- [naam 2] , schuldhulpverlener van [bedrijfsnaam] .
2.2. Verweerster is opgeroepen, maar heeft vooraf laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen. Zij heeft een verweerschrift ingediend.
3 Standpunten van partijen
3.1. [verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat verweerster het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2. Verweerster stemt niet in met de aangeboden schuldregeling, omdat zij in beginsel recht heeft op volledige betaling van haar vordering en de schuld van [verzoeker] het gevolg is van een hennepplantage.
4 De beoordeling van de verzoeken
4.1. De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2. Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweerster weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3. De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door [bedrijfsnaam] . Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4. Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5. De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van [verzoeker] zelf, van de weigerende schuldeiser en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
[verzoeker] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6. Het voorstel dat [verzoeker] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Om het saneringsvoorstel mogelijk te maken heeft [verzoeker] een BBZ-krediet weten te verkrijgen, waarmee een bedrag van € 10.946,- zal kunnen worden uitgekeerd aan de schuldeisers. [verzoeker] werkt (meer dan) fulltime en spant zich hiermee maximaal in.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7. De vordering van verweerster bedraagt met 48,78% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat verweerster heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. In dit geval is van belang dat de meerderheid van de schuldeisers (namelijk vijf van de zes schuldeisers), die samen ruim 51% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, wél met de aangeboden regeling hebben ingestemd.
4.8. Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Argumenten van verweerster
4.9. Dat de vordering van verweerster niet te goeder trouw is ontstaan, betekent niet dat het dwangakkoord niet kan worden toegewezen. Wel kan het gewicht toekennen aan de weigering van verweerster. In het onderhavige geval is [verzoeker] strafrechtelijk veroordeeld. Dat betekent dat hij is gestraft voor zijn handelen, dat de kwestie hiermee is afgedaan en – in samenhang bezien met het onder 4.6 tot en met 4.8 overwogene - niet in de weg staat aan toewijzing van het dwangakkoord. Het belang van [verzoeker] en de belangen van de schuldeisers die wél hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling wegen in dit geval (nog steeds) zwaarder dan het belang van verweerster.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10. Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft [verzoeker] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.
5 De beslissing
De rechtbank:
-
beveelt verweerster in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
-
wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak? Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.