Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16489 - Rechtbank Den Haag - 2 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:164892 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Jeugd- en Zorgrecht

Zaaknummer: C/09/687614 / JE RK 25-1150 Datum uitspraak: 2 september 2025

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

over

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, en [de vader], hierna te noemen: de vader, hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders, beide wonende in [woonplaats] .

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 juni 2025.

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 september 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader;

  • de moeder;

  • [naam] namens de gecertificeerde instelling.

1.3. De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 De feiten

2.1. De ouders zijn met elkaar gehuwd.

2.2. [minderjarige] is gedurende het huwelijk van de ouders geboren.

2.3. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

2.4. [minderjarige] woont bij haar vader en moeder.

2.5. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 13 september 2025.

3 Het verzoek

3.1. De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd en ter zitting nader toegelicht. Sinds juni 2024 leidt [minderjarige] aan psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA). Hierdoor zit zij in een rolstoel en is zij afhankelijk van haar ouders en de betrokken hulverlening. [minderjarige] heeft geen vorm van dagbesteding en lijkt achteruit te gaan in haar (sociaal-emotionele) ontwikkeling. [minderjarige] heeft met name last van chronische suïcidaliteit en heeft al meerdere suïcidepogingen gedaan. [minderjarige] wenst euthanasie te krijgen. [minderjarige] laat hulpverlening niet toe en sluit zich hiervoor af. Zij voert wel wekelijks gesprekken met haar coach van E25. De jeugdbeschermer doet enorm haar best om een specialistische behandelplek voor [minderjarige] te krijgen waar [minderjarige] kan stabiliseren, waar zij hulp aanvaardt, en waar zij tegelijkertijd niet overvraagd wordt. Het is noodzakelijk dat er een psychiater betrokken raakt die de regie neemt en een behandelroute uitstippelt die de komende tijd gevolgd zal worden. De jeugdbeschermer ziet nu twee mogelijke paden. De jeugdbeschermer heeft [minderjarige] aangemeld bij Stichting Epilepsie instellingen Nederland (SEIN) die gespecialiseerd is in haar aandoening PNEA. Er is een intakegesprek geweest met SEIN en na een interne bespreking zal een advies worden uitgebracht. De jeugdbeschermer vindt het noodzakelijk dat [minderjarige] kort- of langdurig bij SEIN wordt opgenomen en dat onderzocht wordt wat er precies (neurologisch) met [minderjarige] aan de hand is en welke behandeling ingezet moet worden. Mocht SEIN [minderjarige] niet verder kunnen behandelen dan is het zeer wenselijk dat SEIN een leidend advies geeft waarin een andere instantie aangewezen wordt die het proces van [minderjarige] gaat leiden tot haar achttiende jaar. Het tweede mogelijke pad is dat een externe psychiater een plan op gaat stellen, onderzoekt of [minderjarige] een psychiatrische aandoening heeft, en ook kijkt naar haar euthenasiewens. Op 8 september 2025 is er een overleg met het consultatieteam, waar een externe psychiater aan deelneemt. De jeugdbeschermer zal ook onderzoek gaan doen naar de suggesties van de kinderrechter over een VIC-huis van de organisatie [instelling] en de mogelijkheid van therapie met paarden voor [minderjarige] .

4 De standpunten

4.1. De ouders staan achter het verzoek. De ouders zien dat [minderjarige] zich al een langere periode echt slecht voelt en dat zij het leven te moeilijk vindt. Zij zouden graag zien dat [minderjarige] praat over wat er gebeurd is en meewerkt aan behandeling. De ouders willen dat [minderjarige] de hulp krijgt die zij nodig heeft. Zij weten zelf niet meer wat er moet gebeuren om [minderjarige] te helpen. De situatie is zwaar voor de ouders.

5 De beoordeling

5.1. De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan.[1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.

5.2. De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. [minderjarige] heeft moeite met het leven en wil er liever niet meer zijn. Door haar aandoening PNEA is ze daarnaast moe en heeft ze geen dagbesteding meer. Haar ontwikkeling staat stil en gaat mogelijk zelfs achteruit. De kinderrechter heeft in de stukken gelezen en ter zitting gezien dat [minderjarige] liefdevolle ouders heeft die er alles aan doen om haar te helpen. Vanwege de complexiteit van [minderjarige] 's problematiek zijn zij niet of onvoldoende in staat om haar ernstige ontwikkelingsbedreiging in het vrijwillig kader weg te nemen. Het is daarom noodzakelijk dat de jeugdbeschermer langer betrokken blijft. De jeugdbeschermer doet er alles aan om passende hulpverlening te vinden voor [minderjarige] . Helaas is dit nog niet gelukt doordat [minderjarige] niet wilde praten of instanties aangaven dat zij haar niet konden helpen vanwege contra-indicaties. De ouders en de jeugdbeschermer hopen nu dat SEIN nog kan helpen. De kinderrechter acht het van het grootste belang dat SEIN [minderjarige] opneemt en haar zal observeren en advies uitbrengt over welke behandeling nog mogelijk is voor [minderjarige] . Mocht SEIN [minderjarige] niet kunnen behandelen, dan is het noodzakelijk dat SEIN advies geeft over welke instantie dit wel kan en welke psychiater de regie kan nemen over het traject van [minderjarige] . Tegelijkertijd zal de jeugdbeschermer in overleg gaan met het consultatieteam en onderzoek doen naar de VIC-woning en de mogelijkheid van paardentherapie. Het is van groot belang dat er zo snel mogelijk passende hulp komt voor [minderjarige] .

5.3. De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. Gelet op de grote zorgen die er zijn rondom [minderjarige] wil de kinderrechter op de hoogte worden gehouden van haar wel zijn en de ontwikkelingen rondom het vinden van passende hulpverlening. De kinderrechter ziet daarom aanleiding het verzoek voor een kortere periode toe te wijzen dan verzocht, namelijk voor de duur van zes maanden. Het verzoek zal voor het overige worden aangehouden.

5.4. Zoals gebruikelijk verzoekt de kinderrechter de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voorafgaand aan de volgende zitting een schriftelijke update te versturen aan de rechtbank en de belanghebbenden, met daarin de huidige stand van zaken.

5.5. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 13 maart 2026;

6.2. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.3. houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 13 maart 2026, bij voorkeur bij mr. M. de Kleine;

6.4. gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:

6.5. verzoekt de gecertifieerde instelling uiterlijk twee weken voorafgaand aan de voornoemde zitting een schriftelijke update zoals hierboven genoemd aan de rechtbank en de belanghebbenden te doen toekomen.

Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier, en op schrift gesteld op 4 september 2025.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:260, eerste lid, BW.


Voetnoten

Artikel 1:260, eerste lid, BW.