Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15889 - Rechtbank Den Haag - 26 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1588926 augustus 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht

Uitspraak inhoud

Wrakingskamer

wrakingnummer 2025/52 zaak- /rekestnummer: C/09/690236 / KG RK 25-1124

Beslissing van 26 augustus 2025

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: verzoeker, gemachtigde: E.P. de Jong (Koppert Legal),

strekkende tot de wraking van

mr. D. Jongsma, rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1 De procedure

1.1. Het schriftelijke wrakingsverzoek is gedaan op 18 augustus 2025.

1.2. De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2 Het wrakingsverzoek

2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 1191094 RL EXPL 25-8608 tussen verzoeker als eisende partij en Stichting Staedion als gedaagde partij.

2.2. Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:

“Naar aanleiding van het aanhoudingsverzoek en het telefonische onderhoud in de opgemelde zaak, bericht ik u het volgende.

In mijn brief van 14 augustus 2025 heb ik uw rechtbank verzocht de mondelinge behandeling uit te stellen, aangezien de vader van cliënte terminaal is. De vader is overigens ook in deze procedure door de wederpartij gedagvaard en er is verzocht de procedure te voegen. Vanwege de ernst van de situatie is cliënt continu bij vader, invoelbaar is dat hij aanwezig wil zijn bij het overlijden van zijn vader. Het is onbegrijpelijk dat de kantonrechter heeft besloten dat de zitting door moet gaan met name nu de wederpartij heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het uitstelverzoek.

Overigens kan ik ook de vraag van de gerechtsjurist of ik zonder cliënt naar de zitting toekom niet volgen. Immers, cliënt heeft het recht om bij zijn eigen zitting aanwezig te zijn. Voorts wordt er ook geen rekening gehouden met het feit dat procespartijen de procedure tot op een zekere hoogte zelf mogen inrichten.

Een wrakingsverzoek wordt bij een rolbeslissing over het algemeen als kansloos beschouwd. Desalniettemin lijkt het erop dat de kantonrechter zijn eigen agenda boven het maatschappelijke aanvaardbare stelt. Hoewel de rechter geen partijdigheid jegens één der partijen kan worden verweten, lijkt zij wel partijdig in het eigen procesverloop (agendabeheer). Dit is een onbegrijpelijke en maatschappelijk onacceptabele beslissing.

Middels dit schrijven wraak ik mr. D. Jongsma en verzoek ik u mij op te roepen voor de wrakingskamer. Zoals de gedragsregels voorschrijven, heb ik een afschrift van dit schrijven ook aan de gemachtigde van de wederpartij toegestuurd.”

3 De beoordeling

3.1. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.

3.2. De wrakingskamer begrijpt dat verzoeker de rechter vooringenomen vindt, omdat zij het aanhoudingsverzoek van de op 18 augustus 2025 geplande zitting, ondanks de door verzoeker aangevoerde gronden, heeft afgewezen.

3.3. De beslissing om een aanhoudingsverzoek af te wijzen is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar is.

3.4. Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4 De beslissing

De wrakingskamer:

4.1. wijst het verzoek tot wraking af;

4.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;

4.3. beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan: • de verzoeker p/a zijn gemachtigde, de heer E.P. de Jong; • de wederpartij in de hoofdzaak; • de rechter.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.