Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15680 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1568019 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Jeugd- en Zorgrecht

Zaaknummer: C/09/688051 / JE RK 25-1189 Datum uitspraak: 19 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter Verlenging ondertoezichtstelling Trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

over

[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] , advocaat mr. C.J. Berghout te Den Haag.

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de oma] , hierna te noemen: de oma (moederszijde), wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. A. Schellekens te Bodegraven,

[de oom] , hierna te noemen: de oom (moederszijde), wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 juli 2025;

  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 18 augustus 2025.

1.2. De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op [instelling 1] op 19 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • [minderjarige] met haar advocaat;

De oma en de oom zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de zij wel juist zijn opgeroepen.

2 De feiten

2.1. Bij beschikking van 25 juli 2019 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de grootmoeder moederszijde en de oom moederszijde.

2.2. [minderjarige] verblijft bij [instelling 1] .

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verleend tot 4 september 2025.

2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 juni 2025 een trajectmachtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 4 september 2025.

3 Het verzoek

3.1. De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, voor de duur van zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de kinderrechter te bepalen dat van de machtiging om [minderjarige] in een bepaalde categorie te plaatsen slechts één keer gebruik mag worden gemaakt en dat die machtiging, als er gebruik van wordt gemaakt, vervalt met ingang van de datum dat van de machtiging ten aanzien van een andere categorie gebruik wordt gemaakt. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft sinds 14 maart 2025 bij [instelling 1] . Sinds haar verblijf wordt er gewerkt aan het bieden van perspectief en aan het mogelijk maken van een stapsgewijze doorstroom naar een minder vrijheidsbeperkende vorm van hulpverlening. [minderjarige] functioneert goed binnen de gesloten setting met duidelijke kaders. Ze houdt zich aan afspraken, is sociaal, vriendelijk en behulpzaam. Ze heeft al verscheidene vrijheden opgebouwd, verblijft nu in een hybride groep en gaat twee nachten in het weekend naar haar oma. Wel ziet de gecertificeerde instelling nog kwetsbaarheden bij [minderjarige] , waardoor een overstap naar een open setting een risico blijft. De gecertificeerde instelling heeft echter het vertrouwen dat [minderjarige] de door haar ingezette positieve lijn zal voortzetten. De vorige trajectmachtiging van drie maanden is net te kort gebleken, maar [minderjarige] staat nu als tweede op de wachtlijst bij de studio’s van [instelling 2] . De verwachting is dat zij hier in het najaar terecht kan.

4 De standpunten

4.1. [minderjarige] heeft ingestemd met het verzoek. Zij kijkt ernaar uit naar de studio’s van [instelling 2] te gaan.

4.2. De advocaat van de oma heeft naar voren gebracht dat de oma het eens is met het verzoek en het plan voor [minderjarige] zoals het er nu ligt. Ze is erg blij dat het beter gaat met [minderjarige] en dat het contact tussen hen is verbeterd.

5 De beoordeling

5.1. De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan.[1]

5.2. De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] een belast verleden heeft met veel wisselingen in verblijf- en opvoedomgevingen. Het is daarom positief dat er in de afgelopen periode hard is gewerkt aan het toewerken naar een perspectiefbiedende open plek voor [minderjarige] . Alle betrokkenen zijn het erover eens dat [minderjarige] in de afgelopen periode een stijgende lijn heeft laten zien en dat het goed voor haar zal zijn als er een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht op haar kan houden en die de regie kan blijven voeren in de voor haar noodzakelijke hulpverlening.

5.3. De kinderrechter ziet ook deze noodzaak voor betrokkenheid van een jeugdbeschermer en zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar verlengen.

5.4. De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er op dit moment minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.[2]

5.5. De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet en erg haar best heeft gedaan om de overplaatsing naar de studio’s van [instelling 2] mogelijk te maken. De verwachting is dat [minderjarige] hier in het najaar terecht zal kunnen. Het is van belang dat [minderjarige] tot die tijd kan blijven profiteren van de hulpverlening en structuur die [instelling 1] haar kan bieden. Om dit mogelijk te maken en de overplaatsing naar de studio’s van [instelling 2] zo soepel mogelijk te laten verlopen, is het naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk dat er een trajectmachtiging wordt verleend om de plaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie, en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder mogelijk te maken.

5.6. De kinderrechter zal daarom de gecertificeerde instelling machtigen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, en aansluitend om [minderjarige] te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, voor de duur van in totaal zes maanden. De kinderrechter bepaalt hierbij dat van de machtiging om [minderjarige] in een bepaalde categorie te plaatsen slechts één keer gebruik mag worden gemaakt en dat die machtiging, als er gebruik van wordt gemaakt, vervalt met ingang van de datum dat van de machtiging ten aanzien van een andere categorie gebruik wordt gemaakt.

5.7. De kinderrechter zal de beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 4 september 2026;

6.2. verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 4 september 2025 tot 4 maart 2025;

6.3. bepaalt dat van de machtiging om [minderjarige] in een bepaalde categorie te plaatsen slechts één keer gebruik mag worden gemaakt en dat die machtiging, als er gebruik van wordt gemaakt, vervalt met ingang van de datum dat van de machtiging ten aanzien van een andere categorie gebruik wordt gemaakt;

6.4. verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:260 BW.

Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).


Voetnoten

Artikel 1:260 BW.

Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).