ECLI:NL:RBDHA:2025:15440 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/49 zaak- /rekestnummer: C/09/689939 / KG RK 25-1082
Beslissing van 19 augustus 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: verzoekster,
en
[verzoeker] , hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 11 augustus 2025, ingekomen ter griffie van de wrakingskamer op 12 augustus 2025.
1.2. De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.
2 Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11821327 RL EXPL 25-14226 tussen [wederpartij in de hoofdzaak] als eisende partij en verzoekster als gedaagde partij (hierna: de hoofdzaak).
2.2. Verzoekers hebben, voor zover van belang, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd:
“Onderwerp Wrakingsverzoek op grond van art. 3637 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wegens:
1. systematische schending van het recht op een tolk;
2. tegenstrijdige kennisgevingen over de zitting op dezelfde dag;
3. ontstaan van gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de rechtbank.
Feiten
1. 11-08-2025 om 12:03 — kennisgeving van de rechtbank over annulering van de zitting (ziekte
van de rechter).
2. 11-08-2025 om 15:05 — nieuwe kennisgeving over het houden van de zitting met dezelfde
rechter, zonder het verstrekken van een tolk.
(…)
Motivering
• Een rechter die op dezelfde dag eerst de zitting annuleert en daarna opnieuw plant zonder tolk te verstrekken, wekt gerechtvaardigde twijfel aan zijn onpartijdigheid en aan de naleving van internationale garanties.
• Weigering van een tolk schendt directe verplichtingen van Nederland onder zowel internationaal als Europees recht.
• Voor burgers van Oekraïne onder tijdelijke bescherming geldt een verhoogde beschermingsnorm, expliciet vastgelegd in Richtlijn 2001/55/EG en de nationale regeling.
• Een dergelijke schending maakt een eerlijk proces onmogelijk en vormt op zichzelf al voldoende grond voor wraking.”
3 De beoordeling
3.1. Een rechter kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door een partij alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
Niet-ontvankelijk verzoeker
3.2. Verzoeker is in de hoofdzaak geen procespartij, zodat hij op grond van artikel 36 Rv geen verzoek tot wraking van de rechter kan indienen. Dit brengt mee dat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek.
Verdere beoordeling
3.3. Naar de wrakingskamer begrijpt is verzoekster van mening dat de rechter vooringenomen is, omdat er tegenstrijdige kennisgevingen zijn verzonden door de rechtbank over de zitting die op 12 augustus 2025 zou plaatsvinden en verder omdat de rechter het recht van verzoekster op een tolk schendt.
3.4. De beslissing om een zitting alsnog te laten doorgaan evenals de beslissing geen zorg te dragen voor een tolk zijn procedurele beslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Alleen als de motivering van die (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat hiervan sprake is, is echter niet gebleken. In civiele zaken, zoals de onderhavige hoofdzaak, is het immers aan een procespartij om zelf een tolk te regelen.
De wrakingskamer is van oordeel dat de kantonrechter met deze procedurele beslissingen geen blijk heeft gegeven van (de schijn van) vooringenomenheid en zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.
3.5. Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
4 De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2. wijst het verzoek van verzoekster tot wraking af;
4.3. bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4. beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan: • de verzoeker; • de verzoekster; • de wederpartij in de hoofdzaak; • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.