Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15092 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:150925 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 25-4159

Zaaknummer: C/09/686304

Datum beschikking: 5 augustus 2025 (bij vervoeging)

Gezag, wijziging hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgangsregeling

Beschikking op het op 3 juni 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum in ’s-Gravenhage.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. R. van Venetiën in Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

Op 15 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader bijgestaan door zijn advocaat, de moeder bijgestaan door haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in een gesprek met de kinderrechter hun mening gegeven. De minderjarige [minderjarige 3] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek, maar heeft daar geen gebruik gemaakt.

Feiten

Verzoek en verweer

De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: primair:

primair en subsidiair: dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft hieraan te voldoen en kosten rechtens.

De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij verzoekt daarnaast:

Op de zitting heeft de moeder haar verzoeken ingetrokken omdat de vader zijn toestemming heeft verleend.

Beoordeling

Gezag Wettelijk kader Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind geboren is heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het verzoek om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Inhoudelijke beoordeling De vader wil graag ook ten aanzien van [minderjarige 2] belast worden met het gezamenlijk gezag en voert – verkort weergegeven – daartoe het volgende aan. De vader is over de andere kinderen wel samen met de moeder belast met het gezag, maar bij [minderjarige 2] heeft de moeder tot op heden niet willen meewerken. Om onder andere deze gezagskwestie op te lossen hebben de ouders meerdere mediationtrajecten gevolgd, maar allen zonder resultaat. De huidige situatie ervaart de vader als problematisch omdat er volgens hem sprake is van eigenrichting van de moeder. Zo is zij in de zomer van 2024 naar Spanje gereisd met de kinderen terwijl de rechtbank haar verzoek tot vervangende toestemming had afgewezen en is zij zonder toestemming van de vader of het starten van een procedure naar Noorwegen gegaan afgelopen voorjaar. Door toewijzing van zijn verzoek kan de vader, net als bij de andere kinderen, samen met de moeder gezagsbeslissingen maken.

De moeder voert verweer. Zij stelt dat nu de ouders niet met elkaar kunnen communiceren en sprake is van groot onderling wantrouwen, het risico bestaat dat [minderjarige 2] klem en/of verloren raakt en dat het in zijn belang is dat de moeder met het eenhoofdig gezag belast blijft. De moeder vreest dat bij toewijzing van het verzoek de conflicten alleen maar zullen toenemen, met als gevolg dat [minderjarige 2] (mogelijk) in een loyaliteitsconflict terecht komt. Daarnaast regelt de moeder al vanaf het begin alle zaken rondom [minderjarige 2] . Bij de andere kinderen hebben zich de afgelopen jaren meerdere gezagsgeschillen voorgedaan bij het maken van schoolkeuzes, medische aangelegenheden, sport en vakanties naar het buitenland. Door het verzoek van de vader toe te wijzen, vreest de moeder dat deze zaken ook bij [minderjarige 2] voor strijd zullen zorgen.

De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen, omdat dit in het belang van de kinderen wordt geacht. Hiervoor is wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over het kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Hoewel de rechtbank constateert dat de ouders onvoldoende met elkaar communiceren, is zij van oordeel dat er geen feiten of omstandigheden vast zijn komen te staan waaruit de rechtbank opmaakt dat gezamenlijk gezag tot situaties leidt waarin [minderjarige 2] klem of verloren of anderszins in zijn belangen wordt geschaad. De situatie tussen de ouders is geëscaleerd en er is een situatie ontstaan, waarbij de ouders ieder voor zich beslissingen nemen over de kinderen zonder de ander te consulteren. Dit moet stoppen. De ouders hebben zich in dat kader bereid getoond hulpverlening te ontvangen. De rechtbank verwacht en verlangt van de ouders dat zij zich zullen inzetten om, onder begeleiding van de hulpverlening, tot werkbare afspraken te komen. Mede gelet op het doel van de inzet van de hulpverlening wacht de rechtbank het onderzoek van de Raad bij het nemen van deze beslissing niet af. Daarnaast acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige 2] dat de vader voortaan mede met het gezag over hem is belast, omdat de ouders ook al gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 3] uitoefenen. Het is belangrijk dat [minderjarige 2] geen uitzonderingspositie heeft binnen het gezin.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader om mede met het gezag over [minderjarige 2] te worden belast, toewijzen.

Wijziging hoofdverblijfplaats De vader verzoekt een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Hij maakt zich veel zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Zo vertoont zij verward gedrag, wat onder andere heeft geleid tot zorgmeldingen van de politie en de betrokkenheid van Veilig Thuis. De vader vindt de situatie dermate zorgwekkend dat hij het beter vindt als de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader krijgen.

De moeder betwist de door de vader geuite zorgen. Vanaf de geboorte van de kinderen is de moeder de hoofdverzorgende ouder en zij biedt een stabiele en veilige woonomgeving. Het verzoek van de vader moet daarom worden afgewezen, aldus de moeder.

De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats aanhouden, in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek, waarover hierna meer.

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken De vader voert aan dat zij na de beëindiging van de relatie van de ouders mondeling afspraken gemaakt hebben over de zorgregeling. De moeder kon hierbij alleen akkoord gaan met een regeling waar de kinderen om de week van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur bij de vader zijn. Om de vrede te bewaren heeft de vader hiermee ingestemd. Deze regeling werd tot 6 december 2024 nagekomen totdat de moeder een e-mail naar de vader stuurde om te laten weten dat hij de kinderen niet meer mag zien. De moeder maakt zich zorgen over de emotionele veiligheid en het welzijn van de kinderen bij de vader en stelt dat er sprake is van mishandeling, (seksueel) misbruik en ouderverstoting. De vader betwist nadrukkelijk deze beschuldigen van de moeder. Omdat de vader en de kinderen alleen in het geheim contact konden hebben, is de vader een kort geding gestart en heeft hij onder andere nakoming gevorderd van de zorgregeling. Door de voorzieningenrechter is ten aanzien van de reguliere zorgregeling bepaald dat de moeder de zorgregeling moet nakomen en dat de kinderen om de week van vrijdag uit school tot zondag 20:00 uur bij de vader zijn, waarbij de vader de kinderen ophaalt en weer terugbrengt naar de moeder. De vader vindt het fijn dat hij sindsdien zijn kinderen weer ziet, maar zij hebben aangegeven meer bij hem te willen zijn. De vader wil dit – gelet op zijn zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder – ook en verzoekt daarom een week-op-week-af-regeling met als wisselmoment maandagochtend naar school. Volgens de vader leidt dit tot meer rust en stabiliteit van de kinderen. Ten aanzien van de vakanties en feestdagen verzoekt de vader een verdeling bij helfte.

De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader tot co-ouderschap. Zij vermoedt dat de vader dit alleen verzoekt wegens financiële motieven en niet omdat hij daadwerkelijk de kinderen vaker bij zich wil hebben. De vader neemt tot op heden amper verantwoordelijkheid in zaken rondom de kinderen volgens de moeder, zodat alles op haar neerkomt. Daarnaast is er sprake van een groot wantrouwen en is er geen onderlinge communicatie tussen de ouders, waardoor bij toewijzing van het verzoek van de vader, de conflicten alleen maar zullen toenemen. De moeder is verder van mening dat het verzoek moet worden aangehouden omdat de Raad onderzoek gaat doen.

Op de zitting hebben de ouders afspraken gemaakt over een voorlopige zorgregeling tussen de vader en de kinderen. In de ene week zullen zij van donderdag uit school tot vrijdag naar school en in de andere week van donderdag uit school tot zondagavond, bij de vader zijn. De ouders zijn het alleen niet eens geworden over de eindtijd op zondag: de moeder wil een wisselende eindtijd afhankelijk van de zomer of de winter en de vader wil 20:00 uur als eindtijd aanhouden. De rechtbank zal bepalen dat de overdracht zal plaatsvinden om 19:30 uur. Op deze manier kan de vader rustig met de kinderen eten, maar zijn zij op tijd bij de moeder en kunnen zij op tijd naar bed voor school. In afwijking van het vonnis van 11 juni 2025 hebben de ouders ten aanzien van de herfstvakantie 2025 afgesproken dat de kinderen bij de vader zijn en in de voorjaarsvakantie 2025 bij de moeder. Verder hebben zij afgesproken dat in de kerstvakantie 2025 de kinderen de eerste week bij de moeder zijn en de tweede week bij de vader, met als wisselmoment zondag 28 december 2025. De rechtbank zal ook ten aanzien van de vakanties bepalen dat de overdracht zal plaatsvinden om 19:30 uur.

Met deze afspraak komt de moeder enigszins tegenmoet aan de wens van zowel de vader als de kinderen om meer tijd bij de vader te zijn. De kinderen hebben in het kindgesprek aangegeven dat zij een helemaal gelijke verdeling van de zorg willen in de vorm van een week-op-week-af regeling. De rechtbank zal voor een verdere uitbreiding en de invulling van de definitieve zorgregeling het raadsrapport afwachten. Bij vonnis van 11 juni 2025 is de Raad namelijk verzocht om onderzoek te doen. Voor deze opdracht verwijst de rechtbank naar het aan deze beschikking gehechte vonnis van 11 juni 2025. De rechtbank verzoekt de Raad onderzoek te doen naar wat er in het gezin speelt, welke hulpverlening ingezet kan worden en welke zorgregeling en welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen is. Onderzoek naar het gezag is niet meer nodig.

Ouderschapsbemiddeling / Gezinsvertegenwoordiger Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject van de Gezinsvertegenwoordiger danwel Ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan deze trajecten, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per e-mail verzonden naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemde trajecten en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding.

Gelet op het raadsonderzoek en de doorverwijzing naar Ouderschapsbemiddeling / Gezingsvertegenwoordiger, zal de rechtbank iedere beslissing over de definitieve zorgregeling pro forma aanhouden voor de duur van zes maanden.

Proceskosten Nu de rechtbank de beslissingen aanhoudt ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, zal zij de beslissing over de proceskosten ook aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:

bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 3] 2014 in [geboorteplaats 2] ;

bepaalt een voorlopige zorgregeling waarbij de minderjarigen:

als volgt bij de vader zullen zijn: in de ene week van donderdag uit school tot vrijdag naar school en in de andere week van donderdag uit school tot zondag 19:30 uur;

bepaalt als voorlopige verdeling van de vakanties – in afwijking van het kort geding vonnis van 11 juni 2025 – :

stelt vast dat partijen, te weten: [de vader] (de vader), wonende aan de [adres 1] ( [postcode 1] ) in [woonplaats 1] ,

en

[de moeder] (de moeder), wonende aan de [adres 2] ( [postcode 2] ) in [woonplaats 2] ,

bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Gezinsvertegenwoordiger dan wel Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;

bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken en deze beschikking aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;

*verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

*houdt iedere beslissing ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats, de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de verdeling van de vakanties en feestdagen en de proceskostenaan tot 15 februari 2026 pro forma.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. A.I. Knops als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 augustus 2025.