ECLI:NL:RBDHA:2025:14557 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: I. C/09/684138 / JE RK 25-757 (vaststelling en wijziging omgangsregeling) II. C/09/684130 / JE RK 25-755 (toestemming wijziging verblijf) III. C/09/684137 / JE RK 25-756 (benoeming bijzondere curatoren) IV. C/09/687543 / JE RK 25-1142 (verlenging ondertoezichtstelling) V. C/09/687529 / JE RK 25-1141 (vervanging GI) Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Beschikking van de meervoudige kamer ten aanzien van vaststelling en wijziging omgangsregeling, toestemming wijziging verblijf, benoeming bijzondere curatoren, verlenging ondertoezichtstelling en vervanging GI
in de zaak van
de gecertificeerde instellingJeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 4] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden ten aanzien van alle verzoeken aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] , advocaat mr. P. van Baaren te Rotterdam,
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt als belanghebbende ten aanzien van de verzoeken I, II en III aan:
[pleegmoeder], hierna te noemen: de (voormalig) pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. F. Pool te Rotterdam.
De rechtbank merkt als belanghebbende ten aanzien van de verzoeken I, III, IV en V voor het zover [minderjarige 2] betreft aan:
mr. L.A. Middelkoop en mr. W.R. Arema, hierna te noemen: de bijzondere curatoren, beiden kantoorhoudende te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant ten aanzien van verzoek V aan:
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de beoogde GI.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling: Verzoek I: vaststelling en wijziging omgangsregeling
Verzoek II: toestemming wijziging verblijf
Verzoek III: benoeming bijzondere curatoren
Verzoek IV: verlenging ondertoezichtstelling
Verzoek V: vervanging GI
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
de moeder met haar advocaat;
-
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3] namens de GI;
De vader, de pleegmoeder en de beoogde GI zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de vader, de pleegmoeder en de beoogde GI wel juist zijn opgeroepen.
1.3. De rechtbank heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hebben hierover een gesprek gevoerd met de rechtbank. Tijdens de zitting heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4. De GI heeft twee van de vijf verzoeken op de zitting en nadien schriftelijk gewijzigd. De gewijzigde verzoekschriften zijn naar de vader gestuurd op 17 juli 2025, omdat de vader niet aanwezig was op de zitting en dan ook niet heeft kunnen reageren op deze wijziging, die een vermeerdering van het verzoek inhielden. De vader heeft tot en met 29 juli 2025 de gelegenheid gekregen om te reageren op de gewijzigde verzoeken. De vader heeft hier geen gebruik van gemaakt.
2 De feiten
2.1. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn erkend door de vader.
2.2. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
2.3. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij hun moeder.
2.4. De kinderrechter in de rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 30 januari 2024 mr. W.R. Arema en mr. L.A. Middelkoop benoemd tot bijzondere curatoren om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te vertegenwoordigen.
2.5. De kinderrechter in de rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 1 juli 2024 mr. W.R. Arema en mr. L.A. Middelkoop herbenoemd tot bijzondere curatoren om [minderjarige 2] te blijven vertegenwoordigen en heeft bepaald dat de herbenoeming tot 10 augustus 2025 geldt.
2.6. De kinderrechter in de rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 1 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengd tot 10 augustus 2025.
2.7. De meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 6 februari 2025 bepaald – voor zover van belang – dat als omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] geldt:
Er vindt eens in de twee weken op zaterdag omgang plaats van 10.00 uur tot 19.00 uur in de woning van de (voormalige) pleegmoeder. en als (basis)omgangsregeling tussen de vader, de (voormalige) pleegmoeder, de (half)zussen en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] :
wekelijks vindt op zaterdag omgang plaats van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de (voormalige) pleegmoeder.
De moeder zorgt dat [minderjarige 3] en [minderjarige 4] om 10.00 uur in Rotterdam zijn bij de (voormalige) pleegmoeder.
De vader zorgt dat [minderjarige 3] en [minderjarige 4] om 19.00 uur terug zijn bij de moeder in Delft.
Zodra daartoe mogelijkheden zijn, waarbij het belang van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] leidend is, kan de GI in samenspraak met de hulpverlening, de ouders, de (voormalige) pleegmoeder en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] bepalen dat en op welke wijze de voormelde basisregeling kan worden uitgebreid.
3 De verzoeken
Verzoek I: vaststelling en wijziging omgangsregeling
3.1. De GI heeft verzocht de bij beschikking van 6 februari 2025 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de omgangsregeling als volgt vast te stellen:
- [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hebben één uur per week begeleide omgang met de vader, welke onder regie van de GI kan worden uitgebreid tot een onbegeleide omgangsregeling op zaterdag (10:00 uur tot 19:00 uur) per twee weken;
- de voormalig pleegmoeder kan om de week aansluiten bij de bezoeken;
- de omgang tussen de moeder en de kinderen valt onder regie van de GI in de periode dat de moeder met de kinderen in de gezinsopname zitten.
3.2. De GI heeft op de zitting – en daarna schriftelijk – het verzoek als volgt gewijzigd. De GI verzoekt:
- op grond van artikel 1:265g, tweede lid, BW de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang te wijzigen voor [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] met de vader in die zin dat de omgang voor zes maanden wordt geschorst en de betrokken GI wordt belast met de regie over de opbouw en invulling van de omgangsregeling;
- op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vast te stellen voor [minderjarige 1] met de vader, waarbij de omgang voor de eerste zes maanden wordt opgeschort, waarna de betrokken GI wordt belast met de regie over de opbouw en invulling van de omgangsregeling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verzoek II: toestemming wijziging verblijf
3.3. De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige 1] naar de moeder, de ouder met gezag, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verzoek III: benoeming bijzondere curatoren
3.4. De GI heeft verzocht twee bijzondere curatoren te (her)benoemen, te weten mr. W.R. Arema en mr. A.L. Middelkoop, om de belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te vertegenwoordigen. De GI heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5. De GI heeft op de zitting – en daarna schriftelijk – het verzoek als volgt gewijzigd. De GI verzoekt twee bijzondere curatoren te (her)benoemen, te weten mr. W.R. Arema en mr. A.L. Middelkoop, om de belangen van [minderjarige 2] , [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te vertegenwoordigen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoek de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verzoek IV: verlenging ondertoezichtstelling
3.6. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verzoek V: vervanging GI
3.7. De GI heeft verzocht op grond van artikel 1:259 BW de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] over te dragen van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond naar Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.8. Bij brief van 31 juli 2025 heeft de GI het verzoek tot vervanging van de GI ingetrokken.
4 De beoordeling
De huidige stand van zaken
4.1. Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken, blijkt dat er de afgelopen periode veel is veranderd in het leven van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . De kinderen zijn op 24 mei 2019 met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegmoeder geplaatst. In januari 2024 is [minderjarige 2] daar weggelopen en daarna heeft zij haar zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de pleegmoeder en de rol en de betrokkenheid van de vader. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige 2] in een gezinshuis is geplaatst; [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn in een neutraal pleeggezin geplaatst. [minderjarige 1] zou naar kamertraining gaan, maar zij heeft destijds aangegeven dit niet te willen. [minderjarige 1] is daarom bij de pleegmoeder gebleven.
Inmiddels wonen [minderjarige 3] en [minderjarige 4] sinds mei 2024 bij de moeder. Ook [minderjarige 2] woont weer bij de moeder, nadat ze is weggelopen uit het gezinshuis en vermist is geweest van 2 december 2024 tot 28 februari 2025. Het is onduidelijk waar [minderjarige 2] heeft verbleven. Ten slotte woont ook [minderjarige 1] weer bij de moeder sinds begin 2025.
Verzoek I: vaststelling en wijziging omgangsregeling
4.2. Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een omgangsregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van het tweede lid van hetzelfde artikel kan de rechtbank op verzoek van onder meer de GI, de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.3. De GI heeft verzocht de omgang tussen [minderjarige 1] en de vader voor de eerste zes maanden op te schorten, waarna de GI de regie krijgt over de opbouw en de invulling van de omgangsregeling. De GI verzoekt dit ook voor [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] , waarbij de GI, omdat ten aanzien van hen al eerder bij beschikking van 6 februari 2025 een omgangregeling is vastgesteld, aanvoert dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de GI voldoende heeft onderbouwd dat de omstandigheden zodanig gewijzigd zijn dat de regeling als gevolg daarvan moet worden aangepast. Sinds de terugkeer van [minderjarige 2] houdt de vader zich namelijk niet meer aan de omgangregeling en wil hij geen contact meer met de kinderen. De gewijzigde omstandigheden zijn ook niet door de belanghebbenden betwist. De GI is ontvankelijk in haar verzoek. Gezien de samenhang tussen beide verzoeken, behandelt de rechtbank de verzoeken over de omgangsregeling van alle vier de kinderen gezamenlijk.
4.4. De GI stelt – zakelijk samengevat – dat het contact tussen de vader en de kinderen op dit moment niet in hun belang is. Dit komt door diverse recente incidenten. Zo heeft [minderjarige 4] verteld dat haar Snapchataccount is gehackt door één van haar halfzussen, heeft de vader meerdere belastende spraakberichten gestuurd naar [minderjarige 1] en heeft de vader aangegeven de kinderen niet meer te willen zien. De kinderen zelf hebben ook geen behoefte aan contact met de vader. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. Namens de pleegmoeder is wel verweer gevoerd. De pleegmoeder meent dat opschorten van de omgang buiten proportioneel is en geen recht doet aan de situatie. Ten slotte hebben de bijzondere curatoren aangevoerd dat zij het in het belang van de kinderen achten dat er rust komt. Zij vinden dat een opschorting hiervoor het beste middel is.
4.5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken, blijkt dat de vader het contact met de kinderen heeft verbroken, waarbij niet in te schatten is hoe lang hij bij deze beslissing zal blijven. De vader heeft belastende spraakberichten naar de kinderen gestuurd en hij legt de schuld over de ontstane situatie vooral bij de moeder. Daarnaast is er bij de kinderen weerstand tegen contact met de vader, die niet zal worden weggenomen door dit contact te forceren. Dat leidt tot het oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is om op dit moment contact te hebben met de vader. De rechtbank zal daarom het contact tussen de vader en de kinderen opschorten voor de duur van zes maanden, te weten tot 5 februari 2026. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat na deze periode opnieuw door de GI wordt aangedragen en door de rechtbank wordt beoordeeld of en op welke manier omgang mogelijk is tussen de vader en de kinderen, en daarmee indirect ook met de pleegmoeder. De rechtbank houdt daarom het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting voor 5 februari 2026. De rechtbank verzoekt de GI om twee weken voor de nader te bepalen zitting de rechtbank en de belanghebbenden een schriftelijke update toe te sturen.
Verzoek II: toestemming wijziging verblijf
4.6. Op grond van artikel 1:265i BW behoeft de GI de toestemming van de rechtbank voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die tenminste een jaar door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. De toestemming wordt door de rechtbank op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
4.7. Het verzoek is door de GI als volgt gemotiveerd. [minderjarige 1] woonde sinds 24 mei 2019 bij de pleegmoeder. Vanwege de stagnerende schoolgang en de zorgen dat niet werd voldaan aan de opvoedbehoeften van [minderjarige 1] , is SPAM aangevraagd. De pleegmoeder stond daar niet voor open. Gelet op de negatieve pleegzorgscreening, de gestagneerde ontwikkeling van [minderjarige 1] en de zorgen over de opvoedvaardigheden van pleegmoeder werd het meewerken aan het hulpverleningstraject als voorwaarde aangemerkt voor het voortduren van de plaatsing van [minderjarige 1] . De pleegmoeder is uiteindelijk wel een paar gesprekken aangegaan, maar tot een verbetering heeft het niet geleid.
Sindsdien is er veel gebeurd in het gezin. Inmiddels heeft de pleegmoeder [minderjarige 1] geblokkeerd en zij is niet meer als opvoeder beschikbaar. SPAM is ook onvoldoende van de grond gekomen. De pleegmoeder geeft geen antwoorden op vragen, verwijst veelal naar de vader en pakt haar rol als opvoeder niet op. [minderjarige 1] is ook niet aanwezig bij gesprekken met SPAM. Ondanks dat er risico's worden gezien voor een plaatsing bij de moeder, is dit de plek waar [minderjarige 1] op dit moment wil zijn en waar ook haar andere zusjes verblijven. De GI schat in dat deze situatie [minderjarige 1] voor nu het meeste rust zal bieden. De GI is van mening dat, gezien de zorgen over de opvoedsituatie bij de pleegmoeder en de mogelijke risico's die aan een verblijf van [minderjarige 1] bij de pleegmoeder kleven, een wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige 1] in haar belang is.
4.8. De rechtbank wijst het verzoek tot wijziging van het verblijf van [minderjarige 1] toe en overweegt daartoe als volgt. [minderjarige 1] woont inmiddels al weer enige tijd bij de moeder. Bij de geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] is om bij de moeder te blijven. Alle belanghebbenden zijn het hier ook mee eens en hebben tegen dit verzoek geen verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom de toestemming verlenen om het verblijf van [minderjarige 1] bij de pleegmoeder te wijzigen naar de moeder. De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Verzoek III: benoeming bijzondere curatoren
4.9. Op grond van artikel 1:250 BW kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouders.
4.10. Ter zitting hebben de GI en belanghebbenden het volgende aangedragen. Bij beschikking van 30 januari 2024 zijn mr. W.R. Arema en mr. A.L. Middelkoop benoemd tot bijzondere curatoren voor de kinderen, omdat er veel strijd was tussen de moeder, de vader en de pleegmoeder. Deze benoeming is bij beschikking van 1 juli 2024 alleen ten aanzien van [minderjarige 2] verlengd. Inmiddels wonen alle vier de kinderen bij de moeder. De GI vraagt zich af of de moeder de zorg voor alle vier de kinderen wel aan kan en of er wellicht een belangenstrijd kan ontstaan tussen de moeder en de kinderen. Daarnaast betreft het een complex gezinssysteem. De GI vindt het daarom belangrijk dat de meningen van de kinderen goed vertegenwoordigd worden en de bijzondere curatoren betrokken raken dan wel blijven bij de kinderen. De bijzondere curatoren hebben op de zitting toegelicht dat zij twijfels hebben of een (her)benoeming zinvol is. Zij zouden graag betrokken willen blijven, maar hebben tegelijk ook de verwachting dat zij niet veel (meer) kunnen bereiken. Ze weten van [minderjarige 2] dat zij geen contact meer wil met hen. Ook de vader vertrouwt hen niet meer. Daarnaast hebben de bijzondere curatoren er op gewezen dat het niet aan hen is om het werk van de GI te doen. De moeder heeft ook verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij stelt zich op het standpunt dat de situatie sinds de benoeming van de bijzondere curatoren veranderd is. De GI wil volgens de moeder nu iemand hebben die met hen mee kan denken. Daarvoor zijn bijzondere curatoren niet bedoeld. Daarnaast is de moeder het ook niet eens met de standpunten die de bijzondere curatoren eerder hebben ingenomen ten aanzien van [minderjarige 2] en de moeder had het gevoel dat de bijzondere curatoren de GI aanstuurden. Ten slotte heeft de pleegmoeder geen verweer gevoerd tegen het verzochte.
4.11. De rechtbank wijst het verzoek tot (her)benoeming van de bijzondere curatoren af en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank maakt op uit dat wat is besproken op de zitting dat de wens van de GI om de bijzondere curatoren te benoemen, lijkt te zijn gebaseerd op de misvatting dat de bijzondere curatoren kunnen fungeren als gesprekspartner van de GI en met de jeugdbeschermer(s) kunnen meedenken. Dat is echter niet de taak van een bijzondere curator. Daarnaast hebben de bijzondere curatoren onderbouwd aangedragen dat zij twijfelen aan de doelmatigheid van hun betrokkenheid. De rechtbank deelt die opvatting en ziet daarom geen noodzaak in (her)benoeming van de bijzondere curatoren voor de kinderen.
Verzoek IV: verlenging ondertoezichtstelling
4.12. Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechtbank, mits aan de gronden van artikel 1:255, eerste lid, BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met ten hoogste een jaar.
4.13. De GI en belanghebbenden hebben in dit verband het volgende aangedragen. De GI heeft aangevoerd dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen hebben de afgelopen periode veel wisselingen in verblijfplek/samenstelling qua wonen meegemaakt. Ook hebben zij te maken gehad met de vermissing van [minderjarige 2] , ervaren zij druk en spanningen als gevolg van complexe dynamieken in het gezinssysteem en hebben zij te maken met een contactbreuk met de vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaan momenteel ook niet naar school. Daarnaast laat de vader zich negatief uit over de moeder en doet hij dreigende uitlatingen naar de kinderen. Ondanks dat de moeder meewerkt, blijft het gedwongen kader vooralsnog noodzakelijk volgens de GI. Zij zijn bang dat de moeder overvraagd zal worden.
4.14. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Zij heeft opgeworpen dat de GI fouten heeft gemaakt en hierdoor grote schade heeft veroorzaakt. De moeder vindt dat de GI de rechtbank structureel onjuist heeft voorgelicht en zij vindt de eerdere beslissing om de kinderen te plaatsen bij de pleegmoeder onjuist. Hierdoor was er lange tijd geen omgang tussen haar en de kinderen. Om die reden wil de moeder de ondertoezichtstelling niet laten voortduren en bepleit zij afwijzing van het verzoek.
4.15. Gelet op de stukken en dat wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat de kinderen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De kinderen hebben veel meegemaakt en zijn vaak gewisseld van verblijfplaats. Ook nu hebben zij te maken met opvoedomstandigheden die niet gemakkelijk zijn. De vader heeft het contact verbroken en laat zich belastend uit over de moeder. De kinderen kunnen hierdoor in een loyaliteitsconflict raken. Daarnaast is bij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] sprake van schoolverzuim. Het lukt de moeder niet om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Binnen een korte periode zijn alle vier de kinderen weer bij de moeder gaan wonen. De moeder lijkt zich daarbij niet te realiseren hoe groot de omvang van de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is. De aard en omvang van de belemmeringen in de ontwikkeling moeten nog doordringen bij de moeder. Dat inzicht bij de moeder is nodig, omdat dan pas goed in kaart kan worden gebracht welke hulpverlening en ondersteuning precies nodig is. In dat licht is relevant dat de moeder te kennen heeft gegeven dat zij inmiddels niet meer gemotiveerd is om mee te werken aan een gezinsopname. Die geplande langdurige gezinsopname ging namelijk op het laatste moment niet door vanwege een financieringsprobleem, maar toen stonden de moeder en de kinderen letterlijk al met de koffers klaar om te gaan. De nazorg en de opvang nadat de gezinsopname plotseling niet doorging, heeft fors te kort geschoten. Het is aan de GI om hierover opnieuw met de moeder in gesprek te gaan. Een interventie zoals deze gezinsopname is immers nog steeds zinvol en de rechtbank spreekt dan ook de hoop uit dat de moeder opnieuw de motivering kan vinden om hier met de kinderen alsnog aan deel te nemen.
4.16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is. De rechtbank verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de duur van een jaar. De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Verzoek V: vervanging GI
4.17. Uit de brief van 31 juli 2025 blijkt dat de GI het eerder ingediende verzoek tot vervanging van de GI niet handhaaft. De rechtbank constateert derhalve dat zij in de onderhavige zaak geen beslissing meer hoeft te nemen.
5 De beslissing
De rechtbank:
Verzoek I: vaststelling en wijziging omgangsregeling
5.1. bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikkingen van 6 februari 2025 van de rechtbank Rotterdam – dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt opgeschort tot 5 februari 2026;
5.2. verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 5 februari 2026, tegen welke zitting de GI, de vader, de moeder en de pleegmoeder dienen te worden opgeroepen;
5.4. draagt de GI op om twee weken voor de nader te bepalen zitting aan de rechtbank en de belanghebbenden een schriftelijke update toe te sturen;
Verzoek II: toestemming wijziging verblijf
5.5. verleent de GI toestemming voor wijziging in het verblijf van [minderjarige 1] naar de moeder;
5.6. verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Verzoek III: benoeming bijzondere curatoren
5.7. wijst af het verzoek tot benoeming van twee bijzondere curatoren, te weten mr. W.R. Arema en mr. A.L. Middelkoop en beschouwt hun werkzaamheden ten aanzien van [minderjarige 2] als beëindigd na 10 augustus 2025;
Verzoek IV: verlenging ondertoezichtstelling
5.8. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] tot 10 augustus 2026;
5.9. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Verzoek V: vervanging GI
5.10. stelt vast dat er niets meer te beslissen valt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Rochat, mr. E. van Die en mr. C.S.F. de Nijs , kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. R. Muller als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag (met uitzondering van het verzoek tot vervanging van de GI). Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: