Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14103 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1410317 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtGezondheidsrecht

Uitspraak inhoud

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaak-/rekestnr.: C/09/688382 / FA RK 25-5283 Datum beschikking: 17 juli 2025

Beschikking naar aanleiding van het op 14 juli 2025 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

hierna te noemen: cliënt, geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in [accommodatie] te [plaats] , advocaat: mr. E.G. Al te Nieuw-Vennep.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 juli 2025.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • de beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester van de gemeente Haarlem van 12 juli 2025;

  • de op 12 juli 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:

  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;

  • de specialist ouderengeneeskunde, [naam 2] ;

  • de echtgenote van cliënt, [naam 3] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting naar voren gebracht dat hij de huidige opname niet plezierig vindt. De advocaat stelt dat een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling geen zinvolle en noodzakelijke aanvulling vormt in de huidige situatie. De advocaat verzoekt daarom namens cliënt om het verzoek af te wijzen.

De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting naar voren gebracht dat bij cliënt sprake is van een vergevorderde Lewylichaampjesziekte. Cliënt is fysiek afhankelijk van anderen en er is geen andere passende mogelijkheid dan een opname. Hoewel cliënt incidenteel aangeeft naar huis te willen, is het onduidelijk of sprake is van een consistente uiting van verzet. Dit komt mede doordat cliënt onvoldoende besef toont van de huidige omstandigheden waarin hij zich bevindt. De specialist ouderengeneeskunde acht een procedure op grond van artikel 21 Wzd een geschikt alternatief.

De echtgenote van cliënt heeft ter zitting naar voren gebracht dat de situatie rondom cliënt al enige tijd verslechtert, maar dat deze enkele dagen geleden is geëscaleerd. Tijdens deze escalatie is cliënt voor het eerst fysiek agressief geworden richting haar. Zij kan de zorg in de thuissituatie niet langer hanteren, mede doordat cliënt niet altijd meewerkt aan de zorg die zij probeert te bieden.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat bij cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als gevolg van een psychogeriatrische aandoening, te weten Lewylichaampjesziekte.

Om het ernstig nadeel te voorkomen, dan wel af te wenden, is opname en verblijf in de accommodatie noodzakelijk. De zorgbehoefte van cliënt overstijgt alternatieve mogelijkheden in de thuissituatie.

De rechtbank overweegt verder dat de specialist ouderengeneeskunde ter zitting heeft verklaard dat cliënt weliswaar niet expliciet instemt met zijn verblijf in de accommodatie, maar dat hij zich ook niet verzet. Een procedure op grond van artikel 21 Wzd wordt passender geacht. Om die reden acht de rechtbank voortzetting van de inbewaringstelling niet proportioneel. Het onderhavige verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek af.