Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:11832 - Rechtbank Den Haag - 3 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:118323 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtVreemdelingenrecht

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8508
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en
(gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.[1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2025 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De termijn voor het doen van een uitspraak is één keer verlengd.

Overwegingen

  1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2003 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 14 april 2023 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij wordt gediscrimineerd vanwege de minderheidsstam waartoe hij behoort, de Jaji. Verder had hij in Somalië een eigen kraampje waar hij drankjes verkocht. Hij is om die reden door Al-Shabaab benaderd om met hen samen te werken. Op 10 januari 2023 is eiser 's avonds benaderd door drie mannen die hem vertelden dat ze van Al-Shabaab zijn en zij eiser hebben proberen te bellen. Op 8 februari 2023 is hij nogmaals door Al-Shabaab gebeld. Aan eiser is toen verteld dat hij naar een plaats moest komen voor een training. Hij is toen ondergedoken en heeft kort daarna Somalië verlaten. Verder is eiser in 2020 getrouwd, ondanks dat de familie van zijn echtgenote hierop tegen was. Nadat eiser Somalië had verlaten, is hij gebeld door zijn echtgenote. Zij vertelde hem dat zij door haar broer is bedreigd vanwege het huwelijk. Om die reden vreest eiser ook voor de broer van zijn echtgenote.
  1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De gestelde problemen met Al-Shabaab en met de broer van zijn echtgenote worden echter niet geloofwaardig geacht. De discriminatie vanwege het behoren tot een minderheidsstam, de Jaji, wordt wel geloofwaardig geacht. Dit kan echter niet leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voldoende zwaarwegend is.
  1. Eiser voert aan dat uitgerekend hij door Al-Shabaab werd benaderd vanwege zijn bijzondere situatie. Hij had namelijk een kraampje dat bij het politiebureau stond. De agenten van dat bureau behoorden tot zijn klanten. Op die manier had eiser toegang tot bijzondere connecties en toegang tot een politiebureau. Verder volgt uit een politieonderzoek dat het telefoontje afkomstig was uit Shabele-Noose (ook wel Neder-Shabelle) en daar zetelt het hoofdkantoor van Al-Shabaab. Tijdens dat telefoontje is aan eiser niet verteld wat zijn rol zal zijn of wat de werkzaamheden zouden zijn. Verder stelt eiser dat hij afdoende heeft verklaard over de drie mannen die hem hebben benaderd. Omdat de dreiging zo groot is, kunnen of willen de Somalische autoriteiten hem hier niet tegen beschermen. Verder heerst er in Somalië een schaamtecultuur en geen schuldcultuur. De broer van eisers echtgenote wil een militaire carrière maken. Nu hij zijn zusje niet in het gareel kan houden, wordt dit voor hem onmogelijk gemaakt. Hierdoor loopt eiser ook het risico op ernstige schade. Daarnaast voert eiser aan dat de discriminatie dusdanige ernstige beperkingen van zijn bestaansmogelijkheden oplevert dat hij zich niet kan handhaven bij terugkeer naar Somalië. Tijdens het nader gehoor heeft hij hier niet voldoende ruimte voor gehad om te verklaren. Hij is onder meer gestopt met school vanwege pesterijen en vernederingen en heeft geen werk kunnen vinden. Gelet hierop heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit aan hem uitgevaardigd, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met Al-Shabaab
  1. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waarom uitgerekend hij gerekruteerd werd door Al-Shabaab. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij vanwege zijn kraampje toegang had tot bijzondere connecties en het politiebureau. Dat politieagenten tot zijn klantenbestand behoorden, maakt niet dat eiser om die reden in een dusdanige bijzondere positie verkeert dat het aannemelijk is dat hij benaderd wordt door Al-Shabaab. Daarnaast stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat uit openbare informatie, waaronder het AAB[2] Somalië 2023, niet blijkt dat eisers situatie een reden zou kunnen zijn voor Al-Shabaab om over te gaan tot (gedwongen) rekrutering. Het nieuwe AAB Somalië 2025 bevat geen nieuwe informatie over (gedwongen) rekrutering, zodat dit niet leidt tot een andere conclusie. Ook heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers verklaringen over het telefoontje van Al-Shabaab bevreemdend zijn. Uit het AAB Somalië 2023 blijkt dat rekrutering vaak plaatsvindt met tussenpersonen en blijkt niet dat vanuit het hoofdkantoor van Al-Shabaab direct (telefonisch) contact wordt gezocht met personen voor rekrutering. Verder is het bevreemdend dat eiser tijdens het telefoongesprek geen informatie heeft gekregen over de werkzaamheden die hij zou moeten verrichten en welke rol hij zou kunnen hebben. Dit te meer nu eiser stelt dat hij vanwege zijn bijzondere situatie is benaderd door Al-Shabaab. Tot slot is eiser in het nader gehoor voldoende in de gelegenheid gesteld om te verklaren over de drie mannen die hem hebben benaderd. Het is aan eiser om zijn asielrelaas zo goed mogelijk te onderbouwen. Dit betekent dus ook het afleggen van een gedetailleerde verklaring over de drie mannen. Dit is aan eiser in zowel het voornemen als het bestreden besluit tegengeworpen. Nu eiser in beroep nog stelt dat hij hier meer over kan verklaren, is het dan ook onbegrijpelijk waarom hij dit niet eerder heeft gedaan, zodat verweerder dit terecht aan hem heeft tegengeworpen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn.
Problemen met de broer van echtgenote
  1. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië problemen zal ondervinden met de broer van zijn echtgenote. Verweerder heeft gemotiveerd dat eisers verklaringen op dit punt niet zijn onderbouwd en gebaseerd zijn op aannames. Dat er een schaamtecultuur heerst in Somalië en de broer van de echtgenote van eiser carrière wil maken, is daarvoor onvoldoende en niet onderbouwd. Eiser verklaart namelijk dat hij van zijn vrouw heeft vernomen dat haar broer hem wil doden, maar weet niet van wie zijn vrouw dit heeft gehoord[3], zodat dit slechts is gebaseerd op een aanname.
Discriminatie vanwege het behoren tot Jaji
  1. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser als Jaji in Somalië weliswaar wordt gediscrimineerd, maar dat de ernst daarvan niet zodanig is dat hij daarom in aanmerking komt voor een asielvergunning. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de discriminatie dusdanig ernstige beperkingen van zijn bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Somalië te kunnen functioneren. Zo is eiser in Somalië naar school gegaan, maar is op eigen initiatief daarmee gestopt.[4] Ook heeft hij een eigen onderneming kunnen opzetten en houden waardoor hij in zijn levensonderhoud kon voorzien.[5] Verder verklaart eiser dat hij geen problemen heeft ondervonden van de autoriteiten in Somalië.[6]
Terugkeerbesluit en conclusie
  1. Verweerder heeft eisers asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Om die reden was verweerder gehouden om een terugkeerbesluit uit te vaardigen.[7]
  1. Het beroep is ongegrond.
  1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 22 van 28.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 18 van 28.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 11 en 17 van 28.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 25 van 28.
Op grond van artikel 45 van de Vw. - - - ## Voetnoten
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 22 van 28.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 18 van 28.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 11 en 17 van 28.
Rapport nader gehoor van 11 februari 2025, p. 25 van 28.
Op grond van artikel 45 van de Vw.