ECLI:NL:RBDHA:2024:866 - Rechtbank Den Haag - 21 januari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1117
V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. S. Faber),
en
Procesverloop
Verweerder heeft op 11 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 22 januari 2024 gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 21 december 2023
4. De rechtbank merkt allereerst ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 11 januari 2024 ingediend. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 18 januari 2024 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 22 januari 2024 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
5. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen. Niettemin is sprake van een voortvarende beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan eisers overdracht naar Frankrijk. Op 11 december 2023 is eiser in bewaring gesteld en op dat moment waren er al concrete aanwijzingen dat eiser valt onder de werkingssfeer van de Dublinverordening.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. In deze procedure beoordeelt de rechtbank of de maatregel van bewaring rechtmatig heeft voortgeduurd sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure. Verweerder heeft ten aanzien van eiser op 27 december 2023 een claimverzoek ingediend bij de Franse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder op 11 januari 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de te beoordelen periode voldoend voortvarend heeft gewerkt aan eisers overdracht.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
ECLI:NL:RBDHA:2023:20651.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 9 januari 2003, (JV 2003/129) (arrest Kadem).
Artikel 96, tweede lid, van de Vw.
Verordening (EU) nr. 604/2013.