ECLI:NL:RBDHA:2024:712 - Rechtbank Den Haag - 22 januari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36995
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. C.Z.A.M. Skanderova),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024, samen met de zaak NL23.36995, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zoals vooraf bericht, niet ter zitting verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Kan voor Oostenrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiser voert aan dat er voor Oostenrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser wijst hierbij op de volgende omstandigheden: de asielprocedure in Oostenrijk verloopt moeizaam, de opvang is ondermaats vanwege de onhygiënische omstandigheden en hij is slecht behandeld door de tandarts. Eiser meent dat hem niet kan worden verweten dat hij deze omstandigheden niet met documenten heeft onderbouwd omdat er geen documenten bestaan die aannemelijk zouden kunnen maken dat de omstandigheden zo zijn als hij aanvoert. Over de onhygiënische omstandigheden merkt eiser op dat hij wellicht een bewijs van een klacht had kunnen overleggen, maar vanwege de omstandigheden wilde hij zo snel mogelijk weg. Daarnaast had eiser hooguit foto’s kunnen maken van de omstandigheden, maar bepaalde onhygiënische omstandigheden laten zich moeilijk vastleggen op beeld. Bovendien worden de schoonmaakwerkzaamheden in de Oostenrijkse opvangcentra vooral gedaan door asielzoekers.
5.1. Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Oostenrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
Dient de staatssecretaris vanwege proceseconomische redenen de asielaanvraag aan zich te trekken?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag aan zich dient te trekken vanwege proceseconomische redenen. Eiser is afkomstig uit een veilig land van herkomst. Daardoor is een terugkeer na afhandeling van zijn verzoek binnen afzienbare tijd gegarandeerd omdat voor eiser na afwijzing een laissez-passer kan worden aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten.
6.1. Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de kans van slagen van een asielaanvraag in de verantwoordelijke lidstaat geen rol speelt bij het vrijwillig aan zich trekken van een asielaanvraag. In de Dublinprocedure gaat het om de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat en spelen asielmotieven bij de vaststelling geen rol. In dit geval is Oostenrijk de verantwoordelijke lidstaat en gaat Oostenrijk over de vraag of eiser in aanmerking komt voor een asielvergunning of niet. Bovendien heeft de wetgever in de Dublinverordening geen ruimte gegeven om redenen van proceseconomische aard mee te wegen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser verwijst hierbij naar Asylum Information Database (AIDA) Country Report: Austria, Update 2022, p. 117.
De staatssecretaris verwijst hierbij naar de uitspraken ABRvS 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3236, ABRvS 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1503 en ABRvS 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1997.
Eiser verwijst hierbij naar artikel 3.109ca van het Vreemdelingenbesluit 2000.