ECLI:NL:RBDHA:2024:6323 - Rechtbank Den Haag - 25 april 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13056
geboren op [geboortedatum], van Armeense nationaliteit, V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en
(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de schriftelijke aanzegging van verweerder van 17 oktober 2023 dat haar opvang op 17 november 2023 wordt beëindigd.
Procesverloop
2. Bij brief van 26 september 2023 heeft verweerder aan eiseres bericht dat op 18 september 2023 een afwijzend besluit is genomen op de artikel 64 procedure en dat gelet hierop haar opvang op 17 oktober 2023 zal worden beëindigd en eiseres op deze datum de COa-locatie moet verlaten.
2.1. Op 17 oktober 2023 is met eiseres besproken dat haar opvang met één maand zal worden verlengd en derhalve op 17 november 2023 zal worden beëindigd. Deze afspraak is op dezelfde dag door verweerder bevestigd in een e-mailbericht gericht aan de gemachtigde van eiseres.
Beoordeling door de rechtbank
Bevoegdheid van de rechtbank
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres haar verstrekkingen ingevolge artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw
4. De rechtbank zal dan ook eerst ingaan op de vraag of zij bevoegd is om van het onderhavige beroep kennis te nemen.
4.1. In de uitspraak van de Afdeling
4.2. De rechtbank stelt vast dat verweerder ervoor heeft gekozen om de opvang van eiseres met een maand te verlengen op basis van “humanitaire gronden”. Dit volgt ook uit de door verweerder overgelegde gespreksaantekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft door deze bewuste en weloverwogen keuze van COa een herbeoordeling van de verstrekkingen van eiseres plaatsgevonden. Dit betekent dan ook dat verweerders mededeling in het e-mailbericht van 17 oktober 2023 moet worden aangemerkt als een handeling verricht in het kader van de beëindiging van de verstrekkingen bij of krachtens de Wet COa en dus als een met een beschikking gelijk te stellen feitelijke handeling in de zin van artikel 5, tweede lid, van de Wet COa. De rechtbank is derhalve bevoegd om van het onderhavige beroep kennis te nemen en zal het beroep dan ook inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
5. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kunnen vreemdelingen uitsluitend in de gevallen voorzien in de Rva
5.1. De procedure omtrent de aanvraag om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vw 2000 maakt dat niet anders, omdat die aanvraag bij besluit van 18 september 2023 door de IND
5.2. De Afdeling heeft tevens geoordeeld dat verweerder niet gehouden kan worden tot het verlenen van opvang en verstrekkingen in situaties die niet zijn voorzien in de Rva, tenzij zich de bijzondere omstandigheid van een acute medische noodsituatie voordoet.
6. Namens eiseres is verder nog aangevoerd dat beëindiging van de opvang een schending van artikel 3 van het EVRM
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier op 26 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Vreemdelingenwet.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ECLI:NL:RVS:2018:925.
ECLI:NL:RVS:2022:1586.
Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:86.
Immigratie- en Naturalisatiedienst.
NL23.30614.
ECLI:NL:RVS:2013:2099 en ECLI:NL:RVS:2018:1015.
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609.
LJN AB8007.
Europees Hof voor de rechten van de mens.