ECLI:NL:RBDHA:2024:4411 - Rechtbank Den Haag - 29 februari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2931 (beroep)
NL24.2932 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [#] , eiser/verzoeker, hierna: eiser
(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Letland hiervoor verantwoordelijk is. Ook beoordeeld de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening.
1.1. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening.
Is de Dublinverordening van toepassing?
5. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1960 in [plaats] , wat destijds deel uitmaakte van de Sovjet Unie. Eiser heeft altijd in het huidige Letland gewoond maar heeft zich niet genaturaliseerd in en is daarom staatloos. Eiser heeft wel een verblijfstatus in Letland en wordt als non-citizen van Letland aangemerkt. Hij stelt dat hij als etnische Rus in Letland gediscrimineerd wordt en bij terugkeer een gevangenisstraf zal moeten uitzitten waardoor hij niet de nodige medische hulp zal krijgen.
6. Eiser voert aan dat de Dublinverordening niet op hem van toepassing is omdat hij geen derdelander is aangezien hij altijd op het grondgebied van de Unie heeft gewoond. Tevens is de Dublinverordening volgens eiser niet van toepassing omdat hij vreest voor de autoriteiten van de lidstaat waarnaar hij wordt teruggestuurd. Zodoende zou het overdragen van eiser naar Letland een directe schending zijn van het verbod op refoulement zoals bedoeld in artikel 18 van het Handvest.
6.1. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de Dublinverordening van toepassing is op eiser. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6.2. Artikel 1 van de Dublinverordening bepaalt, voor zover hier van belang, dat het van toepassing is op een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten is ingediend. Artikel 2, sub a, van de Dublinverordening bepaalt verder dat een onderdaan van een derde land – voor zover relevant – iedereen betreft die geen burger van de Unie is in de zin van het eerste lid van artikel 20 van het VWEU.
6.3. De stelling van eiser dat het Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem in zijn geval niet van toepassing is omdat de vermeende actor van vervolging een lidstaat is, volgt de rechtbank ook niet. Volgens de preambule van de Dublinverordening gaat Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem uit van een onderling vertrouwen tussen de lidstaten: het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt onder meer uit Protocol nr. 24
6.4. Voor zover eiser stelt dat de Dublinverordening niet van toepassing is omdat de vermeende actor van vervolging de lidstaat is die verantwoordelijk wordt geacht (Letland), volgt de rechtbank hem ook niet. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is immers het uitgangspunt. Het leidt ertoe dat, als eiser zich onheus behandeld acht in Letland, hij zich tot de autoriteiten of (hoogste) rechter van Letland moet wenden om daarover te klagen. Dit is slechts anders als eiser aanknopingspunten biedt voor de stelling dat verweerder ten aanzien van Letland niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft eiser niet gedaan. Om die reden oordeelt de rechtbank dat de toepassing van de Dublinverordening in eisers geval niet in strijd is met het verbod op refoulement. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat het overdragen van eiser aan een andere lidstaat geen risico op ernstige schade oplevert in de zin artikel 3 van het EVRM.
6.5. Ten slotte is de rechtbank ook van oordeel dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met artikel 30 van de Procedurerichtlijn. Ook in dit verband geldt als uitgangspunt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Artikel 30 van de Procedurerichtlijn kan niet zo worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de uitvoering van de Dublinverordening, indien deze van toepassing is.
7. De rechtbank is van oordeel dat de Dublinverordening van toepassing is. Verweerder heeft terecht een claimverzoek ingediend bij Letland omdat eiser daar een verblijfstitel heeft. Dit is ook door de Letse autoriteiten bevestigd omdat uit het claimakkoord van 23 januari 2024 blijkt dat zij hun verantwoordelijkheid baseren op het eerste lid van artikel 12 van de Dublinverordening.
Had verweerder toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
8. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat, als de Dublinverordening van toepassing is, verweerder toepassing had moeten geven aan artikel 17 en de aanvraag van eiser op grond van de bijzondere omstandigheden aan zich had moeten trekken.
8.1. Volgens paragraaf C2.5 van de Vc
8.2. Voor zover eiser nog stelt dat hij medische zorg behoeft, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel betekent dat er vanuit mag worden gegaan dat de medische voorzieningen in Letland van voldoende kwaliteit zijn en dat eiser toegang heeft tot deze voorzieningen.
9. De rechtbank is dus van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder de aanvraag aan zich moet trekken.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Letland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat eiser naar Letland mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
11. Nu de rechtbank heeft beslist op het beroep van eiser, is het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Besseling, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Verordening (EU) Nr. 604/2013.
Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Richtlijn 2013/32/EU.
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Protocol (nr. 24) inzake asiel voor onderdanen van lidstaten van de Europese Unie.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Vreemdelingencirculaire 2000.