Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:436 - Rechtbank Den Haag - 11 januari 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2024:43611 januari 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.39703

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),

en

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Tsjechië voor de behandeling daarvan verantwoordelijk is.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

3. De beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 5, derde lid, van de Dublinverordening vindt het persoonlijk onderhoud met de verzoeker tijdig plaats en in elk geval voordat er een besluit tot overdracht is genomen. Die situatie doet zich hier voor. Eiser is immers op 9 november 2023 gehoord, terwijl het bestreden besluit op 19 december 2023 is genomen. Er is geen rechtsregel die verweerder ertoe verplichtte eiser al voor het indienen van het overnameverzoek over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht aan Tsjechië te horen en die informatie met Tsjechië te delen. Ook artikel 3.109c, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit, bevat een dergelijke verplichting niet.

4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.