ECLI:NL:RBDHA:2024:3379 - Rechtbank Den Haag - 20 februari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2521 en NL24.2522 uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
(gemachtigde: mr. F. Gieskes).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 3 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft voor een derde keer een asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser heeft aan deze derde aanvraag ten grondslag gelegd dat hij behoort tot de Amazigh-Sahrawi. Zijn volk wordt onderdrukt en heeft geen rechten in Marokko. Een familielid van hem zou zijn vergiftigd en mensen die demonstreerden voor hun rechten zijn tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. Verweerder vindt het ongeloofwaardig dat eiser problemen heeft gehad vanwege het behoren tot de Amazigh-Sahrawi. Omdat Marokko verder als een veilig land van herkomst is aangemerkt, heeft verweerder de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij handhaaft zijn standpunt dat hij behoort tot de Amazigh-Sahrawi en daardoor zal worden gediscrimineerd. Het is onmogelijk om daarvoor bescherming in te roepen bij de Marokkaanse autoriteiten. Eiser vindt verder dat de afwijzing in strijd is met het recht om zijn familie- en gezinsleven uit te oefenen
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt dat eiser vanwege het behoren tot de Amazigh-Sahrawi problemen heeft gehad. Verweerder heeft in dit kader van belang mogen vinden dat eiser op jonge leeftijd is vertrokken uit Marokko en dat hij zelf heeft verklaard dat hij nooit problemen heeft gehad in Marokko. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser meerdere asielprocedures heeft doorlopen en nog nooit iets heeft verklaard over de gestelde problemen van zijn bevolkingsgroep, ondanks dat die problemen volgens hem al spelen sinds zijn vertrek in 2009. De enkele stelling in beroep dat eiser wel behoort tot de Amazigh-Sahrawi en dat hij zal worden gediscrimineerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Los van het feit dat hieruit niet blijkt dat eiser persoonlijk problemen heeft gehad, gaat het hier om een herhaling en om een stelling die eiser niet heeft onderbouwd of geconcretiseerd.
Conclusie en gevolgen5.Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.
Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Zie ook artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
Paragraaf C1/2.13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).