ECLI:NL:RBDHA:2024:237 - Rechtbank Den Haag - 11 januari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2252
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: A.C. Visser).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring.
1.1. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. S. Kocak, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat zij met haar drie minderjarige kinderen inwoont bij kennissen. Zij moet de woning verlaten. Haar kinderen hebben er bovendien geen ruimte om huiswerk te maken en zich terug te trekken. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4:5, aanhef en onder b, c, f en n, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. Er is geen sprake van een urgent woonprobleem. Als eiseres dakloos zou worden zijn er andere voorzieningen waarop zij een beroep kan doen. Verder werpt verweerder eiseres tegen dat zij naar Nederland is gekomen zonder over een passende woning te beschikken. Ook kan eiseres volgens verweerder haar woonprobleem oplossen door het huren van woning op de particuliere woningmarkt. Er is volgens verweerder ook geen reden om de hardheidsclausule toe te passen. Eiseres is het hier niet mee eens.
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet en de bedoeling van de wetgever. Er moet worden voldaan aan de procesvereisten die zijn genoemd in de memorie van toelichting van de Huisvestingswet.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank vindt in de geschiedenis van de totstandkoming van de Huisvestingswet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat er gebreken zijn in de totstandkoming van de Huisvestingsverordening zoals eiseres betoogt. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat de weigeringsgronden van artikel 4:5, aanhef en onder b, c, f en n, van de Huisvestingsverordening van toepassing zijn. Dakloos zijn of worden is een situatie die expliciet is uitgesloten voor indeling in een urgentiecategorie.
5. Verweerder heeft daarnaast in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de hardheidsclausule toe te passen. Hierbij heeft verweerder mogen meewegen dat er in de regio Den Haag veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is. Gelet hierop kan de hardheidsclausule alleen in zeer uitzonderlijke situaties worden toegepast. Dat eiseres geen vaste plek heeft is geen bijzondere omstandigheid die maakt dat de situatie van eiseres en haar gezin schrijnender is dan andere soortgelijke gevallen die eveneens afgewezen zijn. In dit kader is ook van belang dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen particuliere woning zou kunnen huren. Evenmin heeft eiseres aangetoond een woning te hebben gezocht buiten de regio Den Haag, bijvoorbeeld in een van de krimpgebieden. De stelling dat haar kinderen psychische problemen hebben als gevolg van de woonsituatie heeft eiseres niet onderbouwd.
7. Het besluit van verweerder is niet in strijd met internationale verdragen of de Grondwet. Uit het arrest Chapman volgt dat het recht op familie- en gezinsleven van artikel 8 van het EVRM geen recht op woonruimte garandeert.
8. Verweerder is steeds voldoende ingegaan op de belangen van eiseres en haar kinderen. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel is geen sprake.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder geen urgentieverklaring hoeft te verstrekken aan eiseres. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Verweerder hoeft ook de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Huisvestingswet 2014
Artikel 2
1. De gemeenteraad maakt van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.
2. De gemeenteraad kan van zijn bevoegdheden op grond van:
a. de artikelen 12 en 13, alsmede, voor zover daartoe noodzakelijk, van die op grond van artikel 7, of
b. de artikelen 23a tot en met 23c, voor zover dit noodzakelijk is voor het behoud van de leefbaarheid van de woonomgeving,
ook gebruik maken indien daartoe geen noodzaak is vanuit het oogpunt van het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.
Artikel 12
1. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
3. Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen, behoren in ieder geval tot de woningzoekenden, bedoeld in het eerste lid.
[…]
Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden: […]
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
[…]
f. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een aan de aanvrager of lid van diens huishouden toe te rekenen handelen of nalaten;
[…]
n. de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6.
Artikel 7:3 Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Kamerstukken II 2009/10, 32 271, nr. 3.
ECLI:CE:ECHR:2001:0118JUD002723895.
Afdeling, 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412, overwegingen 6.2 en 6.3.
Artikel 4:5 onder b van de Verordening juncto artikel 2.1.2 onder m van de Beleidsregel.
Afdeling, 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412, overweging 8.3.
Afdeling, 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412, overweging 8.1.
Afdeling, 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412, overweging 8.2.
Afdeling, 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412, overweging 8.5.