ECLI:NL:RBDHA:2024:1719 - Rechtbank Den Haag - 13 februari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/807
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink),
en
het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Pors).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het door eiseres ingediende verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1. Met het besluit van 22 september 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres heeft deelgenomen, vergezeld van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 4] .
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft verzocht om openbaarmaking van bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) of de PensioenKamer van de KNB berustende vergaderagenda’s, notulen en besluiten van de PensioenKamer. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, met als motivering dat de gevraagde documenten niet zijn aan te merken als publieke informatie die onder het bereik van de Woo valt. De documenten hebben volgens verweerder geen betrekking op een wettelijke taak van de KNB.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat verweerder een onjuiste uitleg geeft aan de Woo. Het bestuur van de KNB valt als a-orgaan als bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder de Woo. Gelet daarop geeft verweerder een te beperkte uitleg aan het begrip publieke informatie. Daaronder vallen alle documenten die betrekking hebben op overheidshandelen en dat is niet beperkt tot beleid, maar gaat bijvoorbeeld ook over bedrijfsvoering. Voor zover informatie niet onder verweerder, maar onder de PensioenKamer berust is van belang dat de PensioenKamer zelf een a-orgaan is. Daaruit volgt dat verweerder het Woo-verzoek in zoverre had moeten doorsturen aan de PensioenKamer. Voor zover de PensioenKamer geen a-orgaan is, moet deze worden aangemerkt als een onder verantwoordelijkheid van verweerder werkzame instelling, dienst of bedrijf waarop de Woo ook van toepassing is.
Wat is het oordeel van de rechtbank? Is de Woo van toepassing op onder verweerder berustende documenten over of van de PensioenKamer?
4. Het bestuur van de KNB is een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
4.1. Het door verweerder gemaakte onderscheid tussen informatie die is terug te voeren op uitoefening van een publieke taak en informatie die daarmee geen verband houdt, is niet doorslaggevend voor de vraag of de Woo van toepassing is op een a-orgaan. Ook informatie in documenten die betrekking heeft op privaatrechtelijke handelingen, of op de invulling van privaatrechtelijke bevoegdheden valt als publieke informatie onder het bereik van de Woo.
4.2. Verweerder heeft zich, ondanks de afwijzing van het verzoek, bereid verklaard om de besluitenlijsten van de PensioenKamer op periodieke basis, vertrouwelijk met eiseres te delen. Gelet op wat onder 4.1 is overwogen kan verweerder daar niet mee volstaan. Verweerder moet onderzoeken of de documenten waarop het verzoek betrekking heeft onder hem berusten en moet vervolgens met toepassing van de Woo een besluit nemen over openbaarmaking van na het onderzoek eventueel aangetroffen documenten.
De verhouding tussen verweerder en de PensioenKamer
5. De PensioenKamer behoort niet tot de in de artikel 62 van de Wna genoemde organen van de KNB. Volgens het Reglement PensioenKamer (reglement) is de PensioenKamer een commissie “onder auspiciën van het bestuur van de KNB”. De PensioenKamer zelf bestaat uit een werkgevers- en een werknemerscommissie. Het doel van de PensioenKamer is het vaststellen van de inhoud van pensioenregelingen voor in het reglement genoemde personen, waaronder notarissen en kandidaat-notarissen.
5.1. Voor de vraag of de PensioenKamer moet worden aangemerkt als een orgaan van de publiekrechtelijke rechtspersoon KNB, is de aanwezigheid van een publiekrechtelijke grondslag bepalend.
5.2. De rechtbank volgt eiseres tot slot niet in haar betoog dat verweerder toegang heeft tot informatie van de PensioenKamer, omdat die een onder verantwoordelijkheid van verweerder werkzame instelling, dienst of bedrijf is als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Woo. Volgens vaste rechtspraak is bepalend of het bestuursorgaan opdrachten en aanwijzingen aan een dienst, instelling of bedrijf kan geven, waarbij die dienst, instelling of bedrijf zich moet richten naar die opdrachten en aanwijzingen.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van eiseres moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om overeenkomstig het verzoek van eiseres een dwangsom op te leggen voor het geval dat verweerder geen nieuw besluit op bezwaar neemt binnen de daarvoor geldende termijn. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit van 28 december 2022;
-
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
-
bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikelen 60 en 62 van de Wet op het notarisambt (Wna).
Artikel 2.2, eerste lid, onder a, en artikel 4.1, eerste lid van de Woo.
Zie de geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Wet open overheid, onder artikel 2.1 (bijlage bij Kamerstukken II, 2019/20, 35 112, nr. 9).
Artikel 1, aanhef en onder g, en artikel 2 van het reglement.
Kamerstukken II, 1990/91, 21 221, nr. 5, p. 32 en 33.
Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0557 (onder 2.5).
Artikel 113a, derde lid, van de Wna.
Artikel 4.2, eerste lid, van de Woo.
Uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:922 (onder 4.5.1).
Artikelen 3 en 4 van het reglement.