ECLI:NL:RBDHA:2024:14582 - Rechtbank Den Haag - 11 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34905
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en
(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).
Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A.K.E. van den Heuvel, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Eritrese nationaliteit te hebben.
Grondslag
2. Eiser voert aan dat uit het voornemen op zijn asielaanvraag van 5 september 2024 onduidelijk is bij welk land een claim is gedaan.
3. Zoals verweerder ter zitting terecht opmerkt, is voor de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw noodzakelijk dat concrete aanknopingspunten aanwezig zijn dat de Dublinverordening
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening
En als lichte gronden
5. Eiser betwist de zware grond 3d. Ten aanzien hiervan voert hij aan dat de maatregel van bewaring is opgelegd, omdat er concrete aanknopingspunten zijn dat de Dublinverordening op hem van toepassing is. Hiervoor is het niet relevant of eiser al dan niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware grond 3a en lichte grond 4a aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt niet over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet heeft voldaan aan onder meer het vereiste dat volgt artikel 4.21 van het Vb. Deze zware en lichte gronden tezamen zijn reeds voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Contact met familie
7. Verder voert eiser aan dat zijn recht om contact op te nemen met zijn familie is geschonden. Eiser heeft bij het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring aangegeven contact te willen opnemen met zijn familie en daarvoor heeft hij zijn mobiele telefoon nodig. Deze mobiele telefoon was op dat moment nog bij de politie in verband met zijn strafzaak. Op 3 september 2024 is zijn strafzaak geseponeerd. Tot op heden heeft eiser zijn mobiele telefoon niet terug, waardoor hij nog geen contact heeft kunnen opnemen met zijn familie. Om die reden komt eiser een schadevergoeding toe.
8. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat, nog daargelaten of daar een wettelijke basis voor is, hem geen schadevergoeding toekomt, omdat hij nog geen contact heeft kunnen opnemen met zijn familie. Dat eisers mobiele telefoon niet eerder is geretourneerd, kan verweerder niet geheel worden aangerekend. Zijn mobiele telefoon is in beslag genomen door de politie in het kader van zijn strafzaak, zodat verweerder op dit punt afhankelijk is van de politie. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij contact heeft opgenomen met de regievoerder om contact op te nemen met de politie, zodat eisers mobiele telefoon zo spoedig mogelijk aan hem kan worden teruggegeven. Indien eiser stelt dat zijn belang bij het contacteren van zijn familie dermate groot is, dan lag het op zijn weg om, al dan niet via zijn gemachtigde, contact op te nemen met de politie.
Ambtshalve toets
9. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verordening (EU) nr. 604/2013.
Verordening (EU) nr. 604/2013.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb.