ECLI:NL:RBDHA:2024:10818 - Rechtbank Den Haag - 10 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23655
[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H.J. Rossingh).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 25 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 31 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft verder een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL24.23656. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen zou hebben gekregen met een groep mensen waarmee hij Algerije illegaal wilde uitreizen. Eiser vreest dat deze mensen hem bij terugkeer iets zullen aandoen.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de mensen waarmee u Algerije illegaal zou uitreizen.
De minister vindt de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar de identiteit niet. Eiser heeft zijn identiteit niet met documenten aangetoond en staat in andere Europese landen met verschillende personalia geregistreerd. De minister vindt het tweede relevante element niet geloofwaardig, omdat eiser op diverse punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eisers verwijzing naar de correcties en aanvullingen leidt volgens de minister niet tot een andere conclusie.
Heeft de minister eisers identiteit ongeloofwaardig kunnen vinden?
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte voorbij is gegaan aan het feit dat zijn identiteit al is vastgesteld in een andere lidstaat. De ID-staat vermeldt namelijk dat eisers identiteit, [naam 2] , is vastgesteld.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn identiteit aannemelijk te maken. Eiser heeft bij zijn aanvraag de naam [naam 1] opgegeven. Tijdens het nader gehoor heeft eiser vervolgens verklaard dat hij in Zwitserland onder zijn echte naam, [naam 3] , asiel heeft aangevraagd.
Heeft de minister de correcties en aanvullingen voldoende betrokken bij het besluit?
9. Eiser voert aan dat de minister bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen ten onrechte niet de correcties en aanvullingen heeft gevolgd. Eiser heeft met de correcties en aanvullingen conform artikel 3.109c van het Vreemdelingenbesluit (Vb) opheldering verschaft over verkeerd vertaalde passages dan wel misvattingen in het verslag van het gehoor. De minister hanteert een te strenge maatstaf door te stellen dat het niet de bedoeling is om in de correcties en aanvullingen met compleet nieuwe verklaringen te komen.
10. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat van de vreemdeling een deugdelijke verklaring mag worden verwacht voor het feit dat hij essentiële punten van zijn asielrelaas pas in de correcties en aanvullingen correct naar voren heeft gebracht.
11. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich gelet op de onder 10 vermelde jurisprudentie in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht mag worden dat hij uitleg geeft over de correcties en aanvullingen die hij doet op essentiële punten van zijn asielrelaas. De minister heeft er daarbij allereerst terecht op gewezen dat eiser tijdens het nader gehoor op verschillende essentiële punten inconsistente verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor allereerst tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij is gevlucht. Hij heeft in eerste instantie verklaard dat hij niet thuis was toen de mannen met zwaarden bij hem thuis kwamen, dat hij een tijdje vertrokken was en dat hij naar een andere provincie was gevlucht.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit kunnen overwegen dat de correcties en aanvullingen afwijken van eisers (tegenstrijdige) verklaringen tijdens het nader gehoor. Van eiser had daarom verwacht mogen worden dat hij een deugdelijke uitleg had gegeven over waarom hij dit pas in de correcties en aanvullingen naar voren heeft gebracht. Eisers stelling dat sprake is van een misverstand dan wel een onjuiste vertaling, is naar het oordeel van de rechtbank geen toereikende uitleg. Dat de verklaringen in de kern niet afwijkend of tegenstrijdig zijn, zoals ter zitting namens eiser is betoogd, volgt de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor onder overweging 11 is opgenomen, niet.
Heeft de minister de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond?
13. Eiser vindt dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Volgens eiser is geen sprake van misleiding of het verstrekken van valse informatie. Eisers identiteit is vastgesteld en eiser heeft uitgelegd waarom hij een onjuiste naam heeft opgegeven bij zijn aanvraag.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst hiertoe allereerst naar de overwegingen onder 8. Eiser heeft geen deugdelijke verklaring gegeven voor het (herhaaldelijk) opgeven van een onjuiste identiteit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser valse informatie heeft gegeven over zijn identiteit, waardoor sprake is van misleiding. De minister heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Conclusie en gevolgen
15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag, het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Pagina 5 van het nader gehoor
zie de Afdelingsuitspraken van 27 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2538 en van 15 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3460, onder 8.3
ECLI:NL:RVS:2021:2615
Pagina 11 van het nader gehoor
Pagina 14 van het nader gehoor
Pagina 10 van het nader gehoor
Pagina 11 van het nader gehoor