ECLI:NL:RBDHA:2024:10625 - Rechtbank Den Haag - 7 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/12937
V-nummer: [V-nummer]
en
**de minister van Asiel en Migratie,**onder wie begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder, (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins)
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid in loondienst ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zus van eiser die fungeerde als zijn tolk en de gemachtigde van verweerder.
Overwegingen
1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1989. Op 24 januari 2024 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel ‘arbeid in loondienst’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 30 maart 2023 (het primaire besluit) afgewezen en die beslissing bij het bestreden besluit gehandhaafd. Tegen deze afwijzing heeft eiser beroep ingesteld.
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder de aanvraag had moeten inwilligen. Volgens het CBS stonden er eind december 2023 442 duizend vacatures open. Indien eiser in Nederland gaat werken, draagt hij bij aan de nationale economie en dient hij het Nederlands belang. Eiser verwijst daarbij naar artikel 13 van de Vw.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 3.31, eerste lid, van het Vb
5. Op grond van artikel 2 van de Wav is voor het verrichten van arbeid door een vreemdeling in Nederland een tewerkstellingsvergunning nodig. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wav weigert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een tewerkstellingsvergunning onder meer in het geval voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend arbeid aanwezig is.
6. Op grond van 8 van Bijlage II van de RuWav
7. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt dat eiser beschikt over een Italiaans verblijfsdocument als langdurig ingezetene.
8. Uit artikel 3.31, eerste lid, van het Vb volgt dat geen ruimte bestaat voor een verdere belangenafweging. Verweerder heeft dan ook terecht het standpunt ingenomen dat de door eiser gestelde familieomstandigheden niet kunnen leiden tot een andere uitkomst. .Daarbij is ook nog van belang dat eiser met het oog op bedoelde familieomstandigheden een zelfstandige verblijfsaanvraag kan doen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juli 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Vreemdelingenwet 2000.
Vreemdelingenbesluit 2000.
Wet arbeid vreemdelingen.
Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op grond van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezetenen onderdanen van derde landen.