ECLI:NL:RBDHA:2024:1014 - Rechtbank Den Haag - 29 januari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4675
Vereniging Energie voor Mobiliteit en Industrie, te Den Haag,Vissers Energy Group B.V., te Horst,EG Retail (Netherlands) B.V., te Breda,Tamoil Nederland B.V., te Ridderkerk,TotalEnergies Marketing Nederland N.V., te Den Haag,eisers
(gemachtigde: mr. V.J. Leijh),
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat,
(gemachtigde: J.M. Bergstra).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers van 13 juli 2023 tegen het besluit van 5 juni 2023 waarbij hun bezwaar tegen de Tijdelijke beleidsregel inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) op elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen
1.1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
2. De minister heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eisers tegen de Tijdelijke beleidsregel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft het betoog van eisers dat de Tijdelijke beleidsregel is aan te merken als een concretiserend besluit van algemene strekking waartegen bezwaar kan worden gemaakt verworpen.3. In beroep hebben eisers hun betoog herhaald. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Een beleidsregel wordt in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedefinieerd als een 'bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan’.
4. De rechtbank is van oordeel dat de Tijdelijke beleidsregel een beleidsregel is. De rechtbank is met de minister van oordeel dat de Tijdelijke beleidsregel algemene regels geeft die van toepassing zijn bij de beoordeling van iedere aanvraag om een vergunning voor het realiseren en behouden van elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen. De Tijdelijke beleidsregel bevat een uitleg van de toepassing van de bevoegdheden van de minister neergelegd in artikel 2 en artikel 3 van de Wbr en geeft regels voor de afweging van belangen door de minister bij het gebruik van die bevoegdheden. Het gaat dus niet om een besluit dat een algemeen verbindend voorschrift nader naar tijd, plaats, of ruimte bepaalt, zonder in een zelfstandige normstelling te voorzien. Van een concretiserend besluit van algemene strekking is daarom geen sprake.
5. De beroepsgrond dat de minister ten onrechte eisers niet in de gelegenheid heeft gesteld over het bezwaar te worden gehoord, slaagt niet. Het gegeven dat de minister eisers in de gelegenheid heeft gesteld om de gronden van het bezwaar aan te vullen, doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de minister om toepassing te geven aan artikel 7:3 van de Awb. Er moet redelijkerwijs geen twijfel mogelijk zijn over de vraag of tegen een besluit geen beroep bij de bestuursrechter openstaat en dus ook geen bezwaar kan worden gemaakt.Dat is, zoals hiervoor is geoordeeld, bij het bezwaar tegen de Tijdelijke beleidsregel het geval. Dit document, noch de daarbij gegeven toelichting, geeft een aanknopingspunt voor de opvatting dat hierin een concretiserend besluit van algemene strekking is opgenomen. De Tijdelijke beleidsregel geeft uitsluitend op een tweetal punten – de geldigheidsduur van vergunningen en de vergunningstop – een aanvulling op de Kennisgeving voorzieningen verzorgingsplaatsen langs rijkswegen
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt in het openbaar op 22 januari 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 16 december 2022, tot vaststelling van een tijdelijke beleidsregel inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen, Stcrt, 23 december 2022, nr. 32554.
Uitspraak van 21 juli 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4789, r.o. 15.
De Kennisgeving is in 2004 vastgesteld en in 2011, 2013, 2017 en 2021 gewijzigd.