ECLI:NL:RBDHA:2023:20695 - Rechtbank Den Haag - 20 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38614
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P.N. Kleidendorst. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Het verwijderingsbesluit
Uitreiking van de maatregel van bewaring
dit in het bestreden besluit te schrijven en tegelijkertijd de maatregel uit te reiken.
Ophouding
Overbrenging
3 ECLI:NL:RVS:2023:4180.
politiecel heeft doorgebracht, met strafrechtelijk gedetineerden.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2022⁴ volgt onder andere dat een vreemdeling een korte periode in een politiecel mag worden geplaatst om het vervoer naar en de plaatsing in een gespecialiseerde inrichting te regelen. Wanneer dat lang duurt, bijvoorbeeld langer dan 24 uur, moet verweerder motiveren waarom hij langer nodig had. In het geval van eiser is de maatregel van bewaring opgelegd op 5 december 2023 om 18:00 uur en is hij, naar niet in geschil is, binnen 24 uur daarna (op 6 december 2023 om 9:38 uur) overgeplaatst naar het detentiecentrum Rotterdam. Eiser heeft dus niet langer dan 24 uur in een politiecel verbleven. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiser blijkens de stukken niet met (andere) strafrechtelijk gedetineerden in een politiecel heeft verbleven. Uit de M109 maatregel van bewaring van 5 december 2023 blijkt dat eiser in een observatiecel was geplaatst, omdat hij agressief gedrag vertoonde. De beroepsgrond slaagt niet.
Gronden van de maatregel
13. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken; 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven; en als lichte gronden vermeld dat eiser: 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden; 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft; 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
14. Eiser heeft alle zware en lichte gronden betwist.
15. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden onder 3b en 3c feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft nog aangevoerd dat deze gronden hem niet mogen worden tegengeworpen, omdat hij dacht dat hij als Unieburger rechtmatig verblijf had en dacht dat hij aan zijn vertrekplicht had voldaan, en zich daarom niet bewust heeft onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen. Dit betoog slaagt, mede gelet op wat hiervoor onder 4. is overwogen, niet. De beschikking intrekking verblijfsrecht is op 26 september 2023, met hulp van een tolk in de Franse taal, aan eiser uitgereikt. Dat eiser hiervan niet op de hoogte was volgt de rechtbank niet.
16. De gronden onder 3b en 3c zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te dragen.⁵ Hieruit blijkt ook dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De geschilpunten over de overige gronden behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
4 ECLI:NL:RVS:2022:3289.
5 Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 maar 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
Lichter middel
17. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser heeft psychische problematiek en verblijft in een observatiecel, waardoor de maatregel van bewaring zwaarder voor hem is dan voor anderen. Daarnaast werkt eiser mee en wil hij zelfstandig vertrekken naar Frankrijk.
18. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de bewaringsmaatregel en de motivering daarvan volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verder blijkt nergens uit dat eiser momenteel last heeft van of behandeld wordt in verband met psychische problematiek. Uit het bestreden besluit blijkt dat, ook vanuit het detentiecentrum, contact is opgenomen met de GGZ crisisdienst en dat zij geen aanleiding zagen om eiser op te nemen of opnieuw te beoordelen. Daarnaast is er geen indicatie dat eiser momenteel in een observatiecel verblijft. In het bestreden besluit is gemotiveerd dat eiser in het Politie Cellencomplex in een observatiecel geplaatst omdat hij zich agressief en passief gedroeg. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat de medische zorgverlening binnen de detentiecentra gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Ook de grond dat eiser meewerkt aan zijn vertrek slaagt niet. Eiser geeft weliswaar aan dat hij zelfstandig wil vertrekken naar Frankrijk, maar alleen onder bepaalde voorwaarden. Verder is hij zelf niet eerder effectief vertrokken. Verweerder hoefde daarin dus geen aanleiding te zien om een lichter middel op te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Inspanningsverplichting / voortvarendheid
19. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser is overgenomen vanuit het strafrecht en verweerder was ervan op de hoogte dat hij zou worden overgenomen.
20. De rechtbank oordeelt als volgt. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat verweerder een inspanningsverplichting heeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat iemand na afloop van zijn strafrechtelijke detentie in bewaring wordt gesteld. Het gaat daarbij alleen om de strafrechtelijke detentie direct voorafgaand aan de inbewaringstelling. Uit het dossier blijkt dat eiser op 5 december 2023 om 02:50 uur is aangehouden door de politie vanwege overtreding van artikel 447E van het Wetboek van Strafrecht en vervolgens is heengezonden op 5 december 2023 om 13:30 uur. Gezien het feit dat eiser niet in strafrechtelijke detentie heeft gezeten ziet de rechtbank in het achterwege laten van voorbereidingshandelingen geen grond voor het oordeel dat verweerder zijn inspanningsplicht zou hebben geschonden.
21. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. De maatregel van bewaring is op 5 december 2023 opgelegd en op 7 december 2023 heeft een vertrekgesprek plaatsgevonden met eiser. Op 7 december 2023 is de laissez- passer (lp) aanvraag Frankrijk opgestart en deze is op 11 december 2023 doorgezonden naar de Franse autoriteiten. Op 12 december 2023 is de lp toezegging van Frankrijk ontvangen en op 14 december 2023 is een vlucht aangevraagd. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de vlucht gepland staat op 22 december 2023 om 12:25 uur naar Parijs ( [nummer] ). De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
22. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.⁶ Op grond van de stukken en wat op zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
23. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
6 ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 december 2023
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.