ECLI:NL:RBDHA:2023:20440 - Rechtbank Den Haag - 21 december 2023
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31563
van Marokkaanse nationaliteit, V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en
(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).
Procesverloop
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 22 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), eindigt op 4 september 2023.
1.1. Op 30 juni 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Op 30 mei 2023 is de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Verder is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van vier weken.
4. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd op 22 augustus 2023 en dat het beroepschrift van eiser pas op 4 oktober 2023 is ingediend. Dat is later dan de wettelijke termijn van vier weken waarbinnen het beroepschrift moet zijn ontvangen. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser niet heeft betwist dat hij het besluit heeft ontvangen en evenmin de verzending van het besluit en de datum van bekendmaking van het besluit op 22 augustus 2023. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, zodat eiser te laat beroep heeft ingesteld. De gemachtigde van eiser erkent in zijn bericht van 14 november 2023 dat het beroepschrift te laat is ingediend, maar meent dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Als reden hiervoor heeft de gemachtigde aangevoerd dat hij op 25 september 2023 door de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) is gekoppeld aan de zaak van eiser, op vrijdag 29 september 2023 het dossier bij de IND heeft opgevraagd en nadat hij deze heeft ontvangen vrijwel direct beroep heeft ingediend.
4.1. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Een termijnoverschrijding is verschoonbaar als de oorzaak redelijkerwijs niet aan eiser is toe te rekenen. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Eiser geeft enkel een uitleg van de tijdslijn maar geen verklaring waarom het beroep te laat is ingediend. Het lag op de weg van eiser om, voor zover hij dat wenste, tijdig rechtsbijstand in te schakelen. De mogelijkheid van rechtsbijstand staat ook in het voornemen en de beschikking vermeld. De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geeft over het bestreden besluit en dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven.
Artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 6:8, eerste lid en 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).