ECLI:NL:RBAMS:2025:7395 - Rechtbank Amsterdam - 7 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/220396-25
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[de opgeëiste persoon] alias [de opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] (Marokko), zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat in Hoofddorp. De raadsman heeft laten weten dat de opgeëiste persoon zich niet tegen overlevering verzet.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een arrest van het hof van beroep Antwerpen (C8 kamer) van 26 april 2024 met referentie 2023/PGA/1571 (griffienummer 636/24).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 50 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1154 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB.
4 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Het EAB vermeldt onder d) dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, dat hij een advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren gedurende dat proces en dat die advocaat ook daadwerkelijk zijn verdediging heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.
5 Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
6 Artikel 11 OLW: Belgische detentie-omstandigheden
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet.
Het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken – Centrale autoriteit, heeft bij brief van 5 augustus 2025 de volgende detentiegarantie verstrekt voor de opgeëiste persoon:
"1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[de opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.
- Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [de opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm. Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau. -De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
3 Sanitaire en hygiëne omstandighedenAls algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren."
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie.
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
7 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.
8 Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5 en 7 OLW.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van **[de opgeëiste persoon]alias[de opgeëiste persoon]**aan het hof van beroep Antwerpen, België, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, mrs. O.P.M. Fruytier en C.M.S. Loven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 OLW.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1030, punt 47 en C-398/22, RQ (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1031, punt 32.
Zie ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.