ECLI:NL:RBAMS:2024:6551 - Rechtbank Amsterdam - 22 oktober 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/243079-24
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 31 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] , geboren in [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum] 1994, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 oktober 2024 in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Franse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Marokkaanse en Franse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een contradictory judgement of the Toulouse Criminal Court van 21 juni 2024*(Prosecution Number: 22258000298 - Minutes Number: 2373/24).*
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaar, acht maanden en vijf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en heeft daartoe aangevoerd dat de verdovende middelen ingevoerd zijn in Frankrijk, het onderzoek in Frankrijk heeft plaatsgevonden en de opgeëiste persoon in Frankrijk is veroordeeld.
De rechtbank stelt voorop dat:
-
aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
-
de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank ziet, gelet op de door de officier van justitie genoemde argumenten, af van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW.
6 Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden Frankrijk
6.1. Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er voor de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy en Metz en voor voorlopig gedetineerden ook de detentie-instellingen Lille-Loos-Sequedin, Montauban en Toulouse een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
In deze zaak hebben de Franse autoriteiten op 29 juli 2024 de garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering niet in de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy of Lille-Loos-Sequedin wordt geplaatst, maar in de gevangenis in Toulouse-Seysses.
6.2. Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij de raadkamerzitting van 7 augustus 2024 heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in de gevangenis in Toulouse-Seysses onderzocht moesten worden, maar dat dit niet is gebeurd. De overlevering moet daarom worden geweigerd (de rechtbank begrijpt: aan het EAB dient geen gevolg worden gegeven).
6.3. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Er is voor gedetineerden die een opgelegde vrijheidsstraf uitzitten geen algemeen gevaar aangenomen voor de gevangenis in Toulouse-Seysses. Uit gegevens van het Observatoire International des Prisons blijkt dat de bezettingsgraad in orde is in de regimes waar de opgeëiste persoon terecht kan komen, namelijk 82,7 % in het quartier semi-liberté pour hommes en 98,3% in het quartier structure d’accompagnement à la sortie.
6.4. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het onderhavige overleveringsverzoek ziet op de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsstraf en dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijk zal worden gedetineerd in de gevangenis in Toulouse-Seysses. Mede vanwege het voor verschillende detentie-instellingen in Frankrijk reeds aangenomen algemene reële gevaar van onmenselijke en vernederende behandeling – heeft de rechtbank ambtshalve onderzoek gedaan naar de omstandigheden in de gevangenis in Toulouse-Seysses voor wat betreft de afdelingen voor de tenuitvoerlegging van opgelegde vrijheidsstraffen.
Ten aanzien van de gevangenis in Toulouse-Seysses blijkt uit de gegevens van de Observatoire International des Prisons dat op 1 januari 2024 43 gedetineerden op de afdeling ‘semi-liberté pour hommes’ verbleven, terwijl daar 52 plaatsen beschikbaar waren. Daarmee was de bezettingsgraad op dat moment 82,7%. Op de afdeling ‘Structure d'accompagnement à la sortie’ verbleven 59 gedetineerden, terwijl daar 60 plaatsen beschikbaar waren. Daarmee was de bezettingsgraad op dat moment 98,3 %.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze gegevens niet blijkt dat sprake is van een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling. De raadsman heeft verder ook geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.
7 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8 Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7 en 13 Overleveringswet.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the public prosecutor at the judicial court of Toulouse voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James - Pater, voorzitter, mrs. R.A. Sipkens en E. de Rooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes);- rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre);- rechtbank Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy);- rechtbank Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin); - rechtbank Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399 (ten aanzien van Toulouse en Montauban); - rechtbank Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6162 (ten aanzien van Metz).
Toulouse Seysses– Internationaal Observatorium voor Gevangenissen (oip.org)