Uitspraak inhoud

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht

Zittingsplaats Amsterdam

Parketnummer: 13-235025-19 Raadkamernummer: 23-028926 Datum: 22 mei 2024

beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde]

geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats], ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]

hierna te noemen: ‘de veroordeelde’.

Feiten

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 25 september 2021 de veroordeelde onder andere een taakstraf van 120 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 60 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is op 30 september 2021 onherroepelijk.

Het openbaar ministerie heeft op 26 oktober 2023 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 12 november 2023 aan de veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 22 november 2023 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

De politierechter heeft op 22 mei 2024 het bezwaar op de openbare zitting behandeld.

De politierechter heeft de veroordeelde, mr. N.M. van Wersch, advocaat in Amsterdam, en de officier van justitie, mr. R. Refos, op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het openbaar ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het openbaar ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

Termijn omzettingsbeslissing De officier van justitie heeft vastgesteld dat de beslissing tot omzetting te laat is genomen, namelijk buiten de termijn van 3 maanden bepaald in artikel 6:3:4 van het Wetboek van Strafvordering. De termijn waarbinnen de veroordeelde de taakstraf had moeten voltooien, is afgelopen op 30 maart 2023. De officier van justitie heeft geconstateerd dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf op 26 oktober 2023 is genomen, terwijl dit had moeten gebeuren voor 30 juni 2023. De officier van justitie heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank van Limburg, waarbij de omzettingsbeslissing ook buiten termijn was genomen.[1]

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar gegrond moet worden verklaard onder nihilstelling van de resterende uren.

Standpunt van de raadsman

De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en verzoekt het bezwaar gegrond te verklaren.

Beoordeling

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:

Ingevolge artikel 6:3:1, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering bedraagt de termijn waarbinnen de taakstraf moet zijn voltooid achttien maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis. Deze termijn wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is. Op grond van artikel 6:3:4 van het Wetboek van Strafvordering kan het openbaar ministerie een beslissing tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis slechts nemen gedurende de termijn waarbinnen de taakstraf voltooid moet zijn of binnen drie maanden na afloop van deze termijn.

De politierechter heeft geconstateerd dat het openbaar ministerie de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis (de omzettingsbeslissing) niet binnen de voornoemde termijn heeft genomen.

Op grond hiervan wordt het bezwaarschrift gegrond verklaard en komt de politierechter niet meer toe aan een inhoudelijke behandeling. De politierechter stelt het aantal uren van de te verrichten taakstraf op nihil. Het bevel tot tenuitvoerlegging van 60 dagen vervangende hechtenis wordt ook opgeheven.

Beslissing

De politierechter:

Deze beslissing is gegeven door mr. R. Godthelp, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.

Rechtbank Limburg van 8 juni 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:4674.


Voetnoten

Rechtbank Limburg van 8 juni 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:4674.