Artikel 6:3:3 (Vervangende hechtenis bij niet-uitvoering taakstraf)
1. Indien de tot een taakstraf veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit of het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, wordt vervangende hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
2. Indien een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende hechtenis naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende hechtenis zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
3. Het openbaar ministerie geeft kennis aan de veroordeelde dat vervangende hechtenis wordt toegepast. Deze kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde betekend. De kennisgeving behelst het aantal uren taakstraf dat naar het oordeel van het openbaar ministerie is verricht, alsmede het aantal dagen vervangende hechtenis.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de tot een taakstraf veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit of het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, wordt vervangende hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
Dit lid bepaalt dat als de persoon die tot een taakstraf is veroordeeld niet begint met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit, of als het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren uitvoert of heeft uitgevoerd, dan wordt vervangende hechtenis toegepast. Dit gebeurt echter niet als dit, vanwege uitzonderlijke omstandigheden die zijn opgetreden na het opleggen van de taakstraf, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
2. Indien een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende hechtenis naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende hechtenis zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
Dit lid stelt dat indien een deel van de taakstraf die verricht moest worden, is voldaan, de duur van de vervangende hechtenis naar evenredigheid wordt verminderd. Als deze vermindering ertoe leidt dat vervangende hechtenis voor een gedeelte van een dag zou moeten worden ondergaan, dan wordt dit afgerond naar boven tot het dichtstbijzijnde aantal volledige dagen.
3. Het openbaar ministerie geeft kennis aan de veroordeelde dat vervangende hechtenis wordt toegepast. Deze kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde betekend. De kennisgeving behelst het aantal uren taakstraf dat naar het oordeel van het openbaar ministerie is verricht, alsmede het aantal dagen vervangende hechtenis.
Dit lid schrijft voor dat het openbaar ministerie de veroordeelde informeert (geeft kennis) dat vervangende hechtenis zal worden toegepast. Deze kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk officieel aan de veroordeelde overhandigd (betekend). De kennisgeving bevat (behelst) het aantal uren taakstraf dat, naar het oordeel van het openbaar ministerie, is verricht, en tevens het aantal dagen vervangende hechtenis.