Arrest inhoud

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/04975 E Zitting 30 september 2025

CONCLUSIE

D.J.M.W. Paridaens

In de zaak

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993, hierna: de verdachte.

1 Inleiding

1.1 De verdachte is bij arrest van 29 november 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden[1] wegens 1 primair “medeplegen van feitelijke leiding geven aan medeplegen van waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd”, 2 en 3 “medeplegen van feitelijke leiding geven aan medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 43, derde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd” alsmede 4 en 5 “medeplegen van feitelijke leiding geven aan medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de verdachte tevens een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis opgelegd. Tot slot heeft het hof beslist op het beslag.

1.2 Deze zaak hangt samen met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (23/04829 E), [medeverdachte 2] (23/04828 E) en [medeverdachte 3] (23/04831 E). In de samenhangende zaken zal ik vandaag ook concluderen.

1.3 Namens de verdachte heeft A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat in Ede, twee middelen van cassatie voorgesteld.

2 De zaak

De zaak tegen de verdachte komt voort uit het onderzoek ‘Landseer’. Dat onderzoek houdt verband met de landelijk bekend geworden ‘fipronilcrisis’ uit 2017. In de zomer van dat jaar werd bekend dat miljoenen eieren uit Nederland besmet waren met het bestrijdingsmiddel ‘fipronil’. Dat bestrijdingsmiddel werd bij ongeveer 20% van alle pluimveehouders in Nederland gebruikt tegen bloedluis bij kippen. Het toepassen van dat middel was niet toegelaten bij voedselproducerende dieren. Aan de verdachte wordt onder meer verweten dat middelen die fipronil bevatten, zijn verhandeld en gebruikt, in de wetenschap dat die middelen schadelijk zijn voor het leven en de gezondheid, terwijl het schadelijk karakter is verzwegen.

3 De middelen van cassatie

3.1 Vanwege de overeenkomst in de schrifturen en de arresten van het hof in deze zaak en die in de zaak van [medeverdachte 1] (23/04829 E), zal ik in deze zaak volstaan met een verwijzing naar mijn conclusie in de zaak tegen deze medeverdachte. Die conclusie is op rechtspraak.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:PHR:2025:1054.

4 Slotsom

4.1 De middelen falen en in ieder geval het eerste middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.

4.2 Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.

4.3 Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Parketnummer 21-002005-21. Het arrest is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2023:10059.


Voetnoten

Parketnummer 21-002005-21. Het arrest is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2023:10059.