ECLI:NL:OGEAA:2025:276 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 30 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Beschikking van 30 september 2025
Behorend bij AUA202502527 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster], te Aruba, verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek, hierna ook te noemen: [verzoekster], gemachtigde: de advocaat mr. R.E. Yarzagaray,
tegen:
PREMIUM INTERFOOD DEVELOPMENT & SERVICES N.V., **h.o.d.n.**SUPERFOOD, te Aruba, verweerster, zelfstandig tegenverzoekster, hierna ook te noemen: Superfood, gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie.
1 DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift met producties, ingediend op 12 augustus 2025;
-
het verweerschrift met producties;
-
de pleitaantekeningen van partijen;
-
de mondelinge behandeling van 5 september 2025, partijen en advocaten zijn verschenen, Superfood werd vertegenwoordigd door haar financieel manager [financieel manager].
1.2 Beschikking is nader bepaald op heden.
2 DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1. Sinds 31 oktober 2012 bestaat er tussen [verzoekster] (geboren op [geboortedatum] 1984) en Superfood een arbeidsovereenkomst. Haar meest recente loon bedraagt Afl. 2.775,00 bruto, exclusief vakantiegeld.
2.2. Op 17 juli 2023 ging [verzoekster] op vakantie naar [plaats]. Vanwege oogletsel heeft zij daar een medische ingreep moeten ondergaan. Per 7 augustus 2023 heeft zij zich ziek gemeld. Superfood heeft vanaf die datum het ziekengeld voorgeschoten. Vanaf 18 januari 2024 heeft [verzoekster] haar werkzaamheden hervat. Op enig moment heeft SVB besloten dat [verzoekster] over de periode 7 augustus 2023 – 18 januari 2024 niet gerechtigd is tot ziekengeld. Na ingediend bezwaar heeft SVB op 21 februari 2025 beslist dat over deze periode het ziekengeld wél moet worden uitbetaald. Ter zitting bleek dat SVB het ziekengeld nog steeds niet had uitbetaald.
2.3. Op 10 juni 2024 is [verzoekster] opnieuw naar [plaats] vertrokken voor medische behandeling. Zij heeft geen ziekmelding bij SVB gedaan omdat zij van SVB heeft gehoord dat de kosten en verblijf voor de vervolgoperatie niet zouden worden vergoed. Hiertegen is door [verzoekster] geen bezwaar aangetekend bij SVB. Aan Superfood heeft [verzoekster] op 18 juni 2024 medegedeeld voor eigen rekening en risico te reizen. Einde juli 2024 wordt het resterende salaris door Superfood aan [verzoekster] uitbetaald. Daarna heeft Superfood aan [verzoekster] nooit meer salaris uitbetaald omdat [verzoekster] niet meer heeft gewerkt. Op 14 oktober 2024 keert [verzoekster] terug op Aruba. Op 28 oktober 2024 laat Superfood [verzoekster] per 21 juli 2024, dus met terugwerkende kracht, uitschrijven bij SVB.
2.4. Tussen [verzoekster] en Superfood hebben meerdere contacten plaatsgevonden. Superfood drong aan op een betalingsregeling met betrekking tot het door voorgeschoten ziekengeld. [Verzoekster] wilde wel maar kon dat niet betalen omdat zij geen inkomen had. Zij had geen inkomen omdat zij stelde nog steeds arbeidsongeschikt te zijn. Zij heeft de schuld erkend en levert op 30 oktober 2024 haar uniform in bij Superfood.
2.5. Bij advocatenbrief van 6 januari 2025 maakt [verzoekster] aanspraak op doorbetaling loon. Superfood heeft geweigerd om loon uit te betalen.
3 HET VERZOEK
3.1. [ Verzoekster] verzoekt het Gerecht om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, dan wel per een door het Gerecht te bepalen datum, te ontbinden op grond van gewichtige redenen, met toekenning van een vergoeding van Afl. 164.437,50 ten laste van Superfood, met veroordeling van Superfood in de proceskosten. De vergoeding (de optelling van [verzoekster] is niet kloppend) bestaat uit de volgende onderdelen:
3 maanden opzegtermijn Afl. 10.500,00
cessantia 10.397,50
18 maanden achterstallig loon 63.000,00
billijkheidsvergoeding 80.000,00.
3.2. Superfood verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst dadelijk of op zo kort mogelijke termijn te ontbinden wegens (primair) een dringende reden, dan wel (subsidiair) een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verzoekster], althans een door het Gerecht te bepalen bedrag. Dit onder de voorwaarde dat bij definitieve rechterlijke uitspraak komt vast te staan dat er nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten, te verhogen met de wettelijke rente daarover.
4 DE BEOORDELING
4.1. [ Verzoekster] stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst met Superfood nog bestaat maar dat door toedoen van Superfood een gewijzigde omstandigheid is ontstaan waardoor voortzetting niet langer mogelijk is. Vandaar haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.2. Superfood stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet langer bestaat want [verzoekster] heeft door mondelinge en schriftelijke uitlatingen maar ook door gedragingen kenbaar gemaakt dat zij zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Vandaar haar voorwaardelijke verzoek.
4.3. Partijen twisten uitgebreid over de vraag of [verzoekster] al dan niet haar arbeidsovereenkomst zelf heeft beëindigd. Het Gerecht overweegt dat in deze procedure dat niet kan worden vastgesteld. De ontbindingsprocedure is er immers op gericht om, zonder bewijsvoering en op grond van wat aannemelijk is, voortvarend te besluiten de arbeidsovereenkomst al dan niet te ontbinden. Hoger beroep tegen de ontbindingsbeschikking is dan ook niet mogelijk.
4.4. Reeds op grond daarvan moet het verzoek van [verzoekster] worden afgewezen. Of de arbeidsovereenkomst nog bestaat zal in een loonvorderingsprocedure aan het Gerecht moeten worden voorgelegd. Daarin kan het Gerecht op basis van de waardering van de stellingen van partijen, de wederzijdse reacties daarop en op basis van de bewijsstukken, al dan niet na bewijslevering, een beslissing geven. En als één van partijen er niet van overtuigd is dat de uitspraak van het Gerecht klopt, kan hoger beroep worden ingesteld.
4.5 Daarmee komt het Gerecht toe aan het voorwaardelijk tegenverzoek van Superfood. Dat kan wel worden toegewezen, mede omdat [verzoekster] op de zitting heeft gezegd (en dat blijkt natuurlijk ook uit haar eigen verzoekschrift) uit dienst te willen. Echter, [verzoekster] stelt onderbouwd met bewijsstukken nog steeds ziek te zijn. Op grond van artikel 7:670 BW kan er dan niet worden opgezegd, tenzij de arbeidsongeschiktheid langer dan een jaar heeft geduurd. Artikel 7:685 BW legt aan de rechter de verplichting op zich ervan te vergewissen of een opzegverbod van toepassing is. Het eerste ziektejaar, uitgaande van 10 juni 2024, is inmiddels verstreken zodat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden.
4.6. Nu moet de vraag worden beantwoord of aan [verzoekster] een vergoeding toekomt. Door Superfood wordt de voorwaardelijke ontbinding primair gegrond op een dringende reden. Als sprake is van een dringende reden hoeft Superfood geen vergoeding te betalen. De dringende reden wordt door Superfood niet onderbouwd, zodat de ontbinding plaatsvindt wegens verandering in omstandigheden. Die bestaat eruit dat beide partijen hebben uitgesproken dat samenwerking niet meer mogelijk is omdat zij ernstig van mening verschillen over drie onderwerpen: het tweede verblijf van [verzoekster] in [plaats] (Superfood is er niet van overtuigd dat dit te maken had met de voortgezette behandeling van het oogletsel maar zag op een cosmetische operatie) en de discussie over de terugbetaling van het vooruitbetaalde ziekengeld. En als derde onderwerp: of de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog steeds bestaat maar daarover gaat het Gerecht nu niet.
4.7. Het Gerecht staat, voor de duidelijkheid, even stil bij de verschillende onderdelen van de door [verzoekster] gevraagde vergoeding. De vergoeding die in een ontbindingsprocedure kan worden toegekend, ziet niet op de tegenprestatie die de werkgever aan de werknemer is verschuldigd op grond van de arbeidsovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde regelgeving. In deze ontbindingsprocedure kan daarom geen achterstallig salaris en cessantia worden gevorderd want dat moet in de genoemde loonvorderingsprocedure. Het loon over de opzegtermijn is niet relevant omdat in plaats van een (voorwaardelijke) opzegging Superfood kiest voor ontbinding door de rechter. Blijft dus over de billijkheidsvergoeding.
4.8. Door Superfood wordt aangevoerd dat zij geen vergoeding is verschuldigd. Zij voert onder andere aan dat [verzoekster] er zelf voor heeft gekozen geen bezwaar te maken tegen de beslissing van SVB haar geen ziekengeld toe te kennen, dat [verzoekster] voor eigen rekening en risico voor de tweede keer naar [plaats] is gereisd, dat Superfood ervan uit mocht gaan dat [verzoekster] zelf ontslag had genomen en dat zij volledig ongegrond Superfood ervan beschuldigt haar veel te hard te hebben laten werken zodat zij langere periodes nauwelijks een sociaal leven had. Ook valt Superfood erover dat haar directeur in de processtukken van [verzoekster] wordt uitgemaakt voor “moderne plantagehouder”. Kortom: Superfood heeft als redelijk werkgever gehandeld en aan haar is niets te verwijten.
4.9. Het Gerecht overweegt dat de discussie over het al dan niet arbeidsongeschikt zijn rondom de tweede periode in [plaats] door Superfood heel gemakkelijk had kunnen worden voorkomen of in elk geval al veel eerder had kunnen worden beslecht. Superfood had namelijk gebruik kunnen maken van artikel 7:629 lid 4 BW waarin staat dat Superfood [verzoekster] naar de dokter (lees: een bedrijfsarts) had kunnen sturen om de arbeidsongeschiktheid vast te stellen. [Verzoekster] moet daaraan meewerken en kan geen gebruik maken van haar blokkaderecht (de bevindingen van de bedrijfsarts mogen dus met Superfood worden gedeeld). Terzijde overweegt het Gerecht dat bijkomend voordeel hiervan zou zijn dat SVB met de bevindingen van de bedrijfsarts er mogelijk van zou kunnen worden overtuigd dat het ziekengeld wel had moeten worden doorbetaald. Dat Superfood daarvan geen gebruik heeft gemaakt, past niet in het goed werkgeverschap dat van haar mag worden gevergd en dat door de rechter op de zitting is benoemd als de zorgplicht van een werkgever voor zijn zieke werknemers.
4.10. Duidelijk is dat [verzoekster] vanaf aanvang dienstverband in 2012 tot begin juni 2024 een onberispelijk dienstverband heeft. De gebeurtenissen in het jaar 2024 zijn onvoldoende zwaarwegend om geen vergoeding naar billijkheid toe te kennen. Temeer omdat voor de eerste periode als een paal boven water staat dat er sprake was arbeidsongeschiktheid. Daarom begrijpt het Gerecht ook niet waarom Superfood zoveel nadruk legde op het terugbetalen van het vooruitbetaalde ziekengeld. En evenmin waarom zij [verzoekster] niet heeft geholpen in haar contacten met SVB. Sterker nog: Superfood heeft de problemen van [verzoekster] met SVB alleen maar verergerd door met terugwerkende kracht [verzoekster] bij SVB uit te schrijven terwijl zij op het moment van uitschrijving nog niet het standpunt innam dat de arbeidsovereenkomst was geëindigd maar alleen de verplichting tot loonbetaling. En dat kwam weer omdat [verzoekster] voor eigen rekening en risico reisde, volgens [verzoekster] omdat de arts van SVB had gezegd dat de vervolgoperatie aan haar oogletsel niet door SVB zou worden vergoed (waarvan maar zeer de vraag is of dat standpunt van SVB klopt). Door die uitschrijving, zo is op de zitting komen vast te staan, heeft SVB haar handen volledig van [verzoekster] afgetrokken: zelfs de beslissing op bezwaar die SVB zelf heeft genomen wordt door haar niet uitgevoerd. Ook de rol van Superfood in deze kwestie is in strijd met goed werkgeverschap.
4.11. Wel is het Gerecht het eens met Superfood dat er niet van uit kan worden gegaan dat zij is uitgebuit tijdens haar dienstverband. Daarvoor is door [verzoekster] simpelweg veel te weinig aangevoerd. De (inderdaad) ongegronde en onnodig felle kwalificaties aan het adres van de directeur van Superfood (“moderne plantagehouder”) laat het Gerecht voor rekening van alleen de advocaat van [verzoekster]. Het voelt niet goed een dergelijke verbale uitglijder voor rekening van [verzoekster] te laten komen.
4.12. Gelet op dit alles ziet het Gerecht aanleiding om de vergoeding naar billijkheid vast te stellen op Afl. 30.000,00 bruto zonder rekening te houden met de mogelijke aanspraak van [verzoekster] op cessantia.
4.13. Omdat een vergoeding wordt vastgesteld moet aan Superfood een termijn worden gegeven zodat zij kan nadenken of zij haar verzoek al dan niet wil intrekken.
4.14. Vanwege de aard van de procedure moeten partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening houden.
5 DE BESLISSING
Het Gerecht:
op het verzoek tot ontbinding van [verzoekster]:
wijst het verzoek af,
op het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van Superfood:
bepaalt dat Superfood uiterlijk 9 oktober 2025 door een e-mail aan de griffie van het Gerecht bericht of zij het verzoek al dan niet intrekt,
als het verzoek niet wordt ingetrokken geldt het volgende:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 10 oktober 2025, onder de voorwaarde dat de bodemrechter in een definitieve uitspraak vaststelt dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat,
kent aan [verzoekster] een vergoeding van Afl. 30.000,00 bruto toe en veroordeelt Superfood deze te betalen aan [verzoekster] binnen 14 dagen nadat bij definitieve uitspraak is vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat,
op beide verzoeken:
bepaalt dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening houden,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.