ECLI:NL:OGAACMB:2025:81 - Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba - 1 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
Uitspraak
in de zaak van:
[klaagster],
wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: mr. M.M. Bloem, advocaat,
tegen
de Regering van Curaçao,
verweerster,
hierna: de Regering,
gemachtigden: mr. S. Concincion-Quirindongo.
Inleiding
1.1 Het Gerecht beoordeelt in deze uitspraak het bezwaar van klaagster tegen de brief van 17 februari 2025 (hierna: de bestreden beschikking) van de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur, en Sport (hierna: de minister van OWCS) waarbij het verzoek van klaagster om inzage te krijgen in een aantal documenten is afgewezen.
1.2 Klaagster heeft haar bezwaarschrift op 27 maart 2025 aangevuld.
1.3 De Regering heeft op 23 juni 2025 een contramemorie ingediend.
1.4 Het bezwaar is op 4 augustus 2025 ter zitting behandeld. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de Regering en de minister van OWCS is mr. Concincion-Quirindongo voornoemd verschenen.
Overwegingen
- Het Gerecht beoordeelt in deze uitspraak de afwijzing van het verzoek van klaagster om inzage te krijgen in een aantal door klaagster verzochte documenten die ten grondslag zijn gelegd aan het voornemen om haar te ontslaan. Het Gerecht komt tot het oordeel dat de Regering onvoldoende heeft gemotiveerd waarom klaagster geen kennis kan nemen van (een deel van) de door haar verzochte stukken. Het Gerecht legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1 Klaagster is als Beleidsmedewerker-C werkzaam bij de beleidsorganisatie van het Ministerie van OWCS.
3.2 Klaagster heeft na een incident op 12 september 2024 niet meer gewerkt. De Regering heeft klaagster bij brief van 11 december 2024 in kennis gesteld van het voornemen om haar primair de disciplinaire straf van ontslag op te leggen, subsidiair haar te ontslaan wegens functionele ongeschiktheid en meer subsidiair wegens vertrouwensbreuk. In deze brief heeft de Regering uiteengezet wat aan het voornemen tot ontslag ten grondslag is gelegd. Klaagster is daarbij in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen zeven dagen na ontvangst van het voornemen eventuele bezwaren daartegen schriftelijk kenbaar te maken bij de minister van OWCS.
3.3 Om haar verantwoording te kunnen opstellen, heeft klaagster de minister bij brief van 10 januari 2025 verzocht inzage te krijgen in de volgende documenten.
“1. Notulen en verslagen van de vergadering van 12 september 2024
Passage in uw brief: "Gedurende de vergadering bracht u telkens de informatie die uw collega Martina gaf in twijfel en reageerde agressief en negatief daarop.
Gevraagde stukken.
a. Volledige notulen van de vergadering.
b. Eventuele geluidsopnames of samenvattingen.
c. Bijdragen van aanwezige collega's, met name van mevrouw [A] en mevrouw[B].
c. Een verslag van de rol van de voorzitter, mevrouw [C], tijdens het incident.
- Rapportages en verklaringen met betrekking tot het incident op 12 september 2024 Passage in uw brief: ' U heeft mevrouw [b] ernstig fysiek mishandeld "
Gevraagde stukken:
d. Het incidentrapport opgesteld door de Secretaris-Generaal of andere betrokkenen
e. Reeds aanwezige schriftelijke verklaringen van aanwezige getuigen, inclusief beveiligingspersoneel. Deze verklaringen dienen reeds in uw dossier te zijn. Mochten deze er niet zijn dan verzoeken we uitdrukkelijk geen achteraf opgemaakte verklaringen.
f. Medische rapporten van mevrouw [B] waarin de aard en omvang van de vermeende verwondingen worden beschreven.
3 Correspondentie tussen betrokkenen
Gevraagde stukken:
g. Alle interne memo's en e-mails tussen de Secretaris-Generaal, mevrouw [B], mevrouw Martina en andere betrokkenen waarin het incident of cliënte 's gedrag wordt besproken.
- Beleids- en gedragsregels Passage in uw brief: "Uw gedraging en handelwijze zijn in strijd met het beleid van de Beleidsorganisatie OWCS.
Gevraagde stukken:
h. De interne gedragscode of protocollen waarnaar wordt verwezen. i. Beleidsstukken die de verantwoordelijkheden van cliënte als Beleidsmedewerker-C definiëren.
6 Verslagen van eerdere gesprekken en incidenten
Passage in uw brief: "Over deze situatie is op 11 december 2023 en 20 maart 2024 tussen u, de Secretaris-Generaal en mevrouw [B] gesproken..."
Gevraagde stukken :
Notulen en verslagen van de gesprekken van 11 december 2023 en 20 maart 2024. Eventuele opvolgafspraken die tijdens deze gesprekken zijn gemaakt.
7 Documentatie over het project Anti-doping
Gevraagde stukken: I. Age projectdocumenten, inclusief voortgangsverslagen en evaluaties. m. Communicatie tussen mevrouw [B] en cliënte met betrekking tot het project.”
Ook heeft zij de minister verzocht haar een termijn van zeven werkdagen te geven voor het indienen van haar verantwoording, te rekenen vanaf het moment van ontvangst van de gevraagde documenten.
3.4 De minister heeft aan de afwijzing van het verzoek om inzage kortgezegd ten grondslag gelegd dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim doordat zij niet heeft gehandeld zoals een goed ambtenaar betaamt. Nu sprake is van grensoverschrijdend gedrag, dient de Regering voortvarend te handelen en daadkrachtig actie te ondernemen. Gelet daarop is geen reden om het verzoek om inzage toe te wijzen, aldus de minister bij de bestreden beschikking.
Welke wettelijke bepalingen zijn van belang?
4.1 Op grond van het eerste lid, van artikel 1 van de LMA is ambtenaar in de zin van de LMA en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften, degene die door het bevoegd gezag is benoemd of is aangesteld in openbare dienst om ten behoeve van het Land Curaçao werkzaam te zijn.
4.2 Op grond van artikel 4 en onder a van de LMA , wordt voor de toepassing van de LMA en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften verstaan onder het bevoegde gezag de Regering van het Land Curaçao, met uitzondering van het onder sub b. bepaalde.
4.3 Op grond van het eerste lid, en onder i, van artikel 89 van de LMA kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
4.4 Op grond van het eerste lid , van artikel 91, van de LMA, voor zover hier van belang, wordt de straf niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden.
4.5 Op grond van het derde lid van artikel 91 van de LMA, worden, indien de ambtenaar zulks verlangt, hij en degene van wiens hulp hij bij zijn verantwoording gebruik maakt in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden, welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben, met uitzondering echter van de stukken tegen welker kennisneming het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet.
4.6 Op grond van het eerste lid, van artikel 97, van de LMA, wordt voor zover hier van belang ontslag gegeven door het tot het benoemen tot het ambt bevoegde gezag.
Welk bestuursorgaan is het bevoegd gezag?
5.1 Het Gerecht stelt ambtshalve vast, zoals ook in de aanhef van deze uitspraak is vermeld, dat niet de minister van OWCS, maar de Regering bevoegd is om te beslissen op het verzoek van klaagster. De bestreden beschikking betreft namelijk de afwijzing van het verzoek om inzage in documenten die ten grondslag zijn gelegd aan het voornemen tot ontslag. Gelet op het eerste lid, van artikel 97, van de LMA is de Regering het bevoegde gezag voor het verlenen van ontslag aan ambtenaren en daarmee ook voor beslissingen die daarmee verband houden. De bestreden beschikking is echter niet door de Regering, maar door de minister van OWCS gegeven. Dit betekent dat de bestreden beschikking onbevoegd is gegeven. Het bezwaar is daarom gegrond en het Gerecht zal de bestreden beschikking vernietigen.
5.2 De gemachtigde van de minister van OWCS heeft desgevraagd te kennen gegeven ook door de Regering te zijn gemachtigd haar in deze zaak te vertegenwoordigen en dat deze de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking voor haar rekening neemt. Nu daarmee het bevoegdheidsgebrek geheeld is, zal het Gerecht bezien of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand te laten.
Is de bestreden beschikking voldoende gemotiveerd?
6.1 Klaagster voert allereerst aan dat zij, gelet op artikel 91, derde lid, van de LMA, recht heeft op inzage. Dit artikel bepaalt dat inzage slechts bij hoge uitzondering kan worden geweigerd, namelijk indien het openbaar belang zich nadrukkelijk tegen kennisneming van bepaalde stukken verzet. Volgens klaagster is daarvan in dit geval geen sprake en ontbreekt een situatie die bedoelde uitzondering rechtvaardigt. Gelet daarop heeft de Regering gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor het motiveringsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, aldus klaagster door haar verzoek om inzage te weigeren.
6.2 De Regering betoogt dat zij inzage in de verzochte documenten aan klaagster kon weigeren omdat alle feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het ontslagvoornemen al uitgebreid zijn toegelicht in het ontslagvoornemen. Daarnaast bevatten de door klaagster opgevraagde documenten medische rapporten van een andere ambtenaar die bij het incident die aanleiding gaf tot het ontslagvoornemen betrokken was. Het openbaar belang verzet zich tegen openbaarmaking van deze medische gegevens, nu het vertrouwelijke informatie betreft die niet zonder toestemming van de betrokken ambtenaar aan derden mag worden verstrekt. Verstrekking daarvan zou een schending van de privacy van de betreffende ambtenaar opleveren. Deze stukken anonimiseren is ook geen optie nu klaagster al weet van welke collega deze medische gegevens zijn. Daarnaast heeft klaagster om inzage verzocht in getuigenverklaringen en interne memo’s tussen collega’s over het incident. De minister heeft verder, mede gelet op klaagsters eerdere gedrag, waarbij zij zich agressief heeft opgesteld en haar temperament niet heeft beheerst, na een zorgvuldige belangenafweging besloten meer gewicht toe te kennen aan de bescherming van de veiligheid en privacy van de betrokken collega’s. Daarbij is ook het waarborgen van rust en orde op de afdeling van belang geacht, aldus nog steeds de Regering.
7.1 De stelling van de Regering dat alle op het ontslagvoornemen van klaagster betrekking hebbende informatie reeds is opgenomen in het ontslagvoornemen, doet, ongeacht de juistheid daarvan, gelet op artikel 91, derde lid, van de LMA, niet af aan de verplichting om klaagster inzage te geven in de onderliggende stukken. Klaagster heeft immers een gerechtvaardigd belang bij inzage in de verzochte documenten, om zich op behoorlijke wijze te kunnen verweren tegen de voorgenomen disciplinaire bestraffing, die ook nog de zwaarste straf is die opgelegd kan worden. Indien de Regering meent dat (een deel van) de onderliggende stukken niet kunnen worden verstrekt, dient zij met inachtneming van het bepaalde in artikel 91, derde lid, van de LMA gemotiveerd aan te geven waarom het openbaar belang zich daartegen verzet. Dat heeft zij in de bestreden beschikking niet, althans onvoldoende gedaan,
7.2 Het Gerecht is met de Regering van oordeel dat het beschermen van de privacy van de collega van klaagster, voor zover het haar medische gegevens betreft, hoewel niet een zwaarwegend openbaar belang maar wel een gerechtvaardigd belang vormt dat zich verzet tegen openbaarmaking daarvan. De Regering is namelijk op grond van het recht op privacy van de betrokkene niet bevoegd om haar medische gegevens zonder voorafgaande toestemming met derden, onder wie klaagster, te delen. Gelet op de toelichting die in deze procedure is gegeven, mocht verweerder naar het oordeel van het Gerecht weigeren deze medische gegevens te verstrekken. Het Gerecht acht daar tevens bij van belang dat dat geanonimiseerde verstrekking in dit geval geen reële mogelijkheid is, nu de identiteit van de betreffende collega al bij klaagster bekend is. Wel dient de Regering te beseffen dat voor zover die medische gegevens nodig zijn ter onderbouwing van de verwijten die zij aan klaagster maakt, zij met het niet overleggen ervan het risico loopt dat zij in een lastige bewijspositie terechtkomt. Het staat haar vrij om de betrokken collega van klaagster toestemming te vragen om bedoelde gegevens te overleggen.
7.3 Voor wat betreft de overige verzochte documenten heeft de Regering, ook met de toelichting zoals die in deze procedure is gegeven, onvoldoende gemotiveerd waarom het openbaar belang zich zou verzetten tegen openbaarmaking daarvan, al dan niet in gedeeltelijke of geanonimiseerde vorm. De enkele stelling dat de veiligheid of privacy van de betrokken ambtenaren in het geding zou zijn, is daarvoor onvoldoende, temeer nu klaagster geen toegang meer heeft tot haar werkplek en in die zin op de werkvloer geen gevaar kan opleveren voor haar collega’s.
7.4 Ook het betoog dat de Regering na een belangenafweging tot de conclusie is gekomen dat de bescherming van de privacy en veiligheid van de betrokken ambtenaren zwaarder weegt, slaagt niet. De Regering heeft immers niet voldoende gemotiveerd hoe zij tot deze conclusie is gekomen en waarom het belang van klaagster bij inzage in dit geval minder zwaar zou moeten wegen dan het gestelde belang bij bescherming van privacy en veiligheid. Van een zorgvuldige belangenafweging waarbij de Regering op een voor klaagster voldoende kenbare manier duidelijk heeft gemaakt met welke concrete feiten en omstandigheden zij rekening heeft gehouden in het kader van de belangenafweging is dan ook geen sprake. Door onvoldoende te motiveren waarom verstrekking van de stukken waarop het ontslagvoornemen gegrond is niet mogelijk is, ook niet eventueel in geanonimiseerde vorm, heeft de Regering gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Conclusie en gevolgen.
-
Uit het voorgaande volgt dat het bezwaar gegrond is en dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd, nu deze onbevoegd is genomen. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand te laten omdat de Regering onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het openbaar belang zich zou verzetten tegen verstrekking van de stukken die zij aan het ontslagvoornemen ten grondslag heeft gelegd. De vernietiging van de bestreden beschikking brengt met zich dat de Regering opnieuw zal moeten beslissen op het verzoek van klaagster. Als de Regering meent dat (een deel van) die stukken niet kunnen worden verstrekt, dient zij met inachtneming van het bepaalde in artikel 91, derde lid, van de LMA te motiveren waarom het openbaar belang zich daartegen verzet. Dat het recht van privacy van de collega van klaagster zich verzet tegen het verstrekken van haar medische gegevens aan klaagster neemt niet weg dat het aan de Regering is om betrokkene toestemming te vragen om die gegevens aan klaagster te verstrekken indien die stukken relevant zijn ter onderbouwing van de verwijten van de Regering aan klaagster. Anders dient de Regering in te staan voor eventuele nadelige gevolgen voor haar bewijspositie die uit het niet verstrekken van die stukken voortvloeien.
-
Het Gerecht ziet aanleiding om, met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, de minister te veroordelen in de proceskosten van klaagster. Deze wordt bepaald op Cg 1.400,- te weten 2 punten à Cg 700,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting).
Beslissing
Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2025 in tegenwoordigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.
Informatie over hoger beroep Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz) Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
-
het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
-
een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
-
vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.