ECLI:NL:HR:2025:1445 - Hoge Raad - 7 oktober 2025
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04450 Datum7 oktober 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden van 10 november 2023, nummer 21-005083-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat S.F.W. van ’t Hullenaar bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1 Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde voor zover deze inhoudt dat de verdachte de mishandeling heeft begaan tegen zijn ‘levensgezel’.
2.2.1 Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat: “hij op 6 oktober 2019 te [plaats] zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, (met kracht) in het gezicht/tegen het hoofd te slaan en die [slachtoffer] (met kracht) bij de (boven) arm(en) te pakken.”
2.2.2 Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen: “1. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (...), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: [a-straat 1] [plaats] .
Ik doe aangifte van mishandeling. Dit geweld veroorzaakte pijn en letsel. Ik heb sinds 5 juli 2018 een relatie gehad met [verdachte] . [verdachte] wordt door iedereen [verdachte] genoemd dus vanaf nu noem ik hem in mijn verhaal verder [verdachte] .
Op zondag 7 oktober 2019 (het hof begrijpt: zondag 6 oktober 2019) sloeg hij mij met kracht met zijn hand in mijn gezicht. Ik voelde gelijk pijn in mijn kaak en oor. Ik zag en voelde dat [verdachte] daarna meerdere keren met kracht met zijn handen heeft geslagen. Dit was op meerdere lichaamsdelen van mij. Ook heeft hij mij heel hard beetgepakt bij mijn bovenarmen.
[verdachte] wilde weggaan nadat hij mij had geslagen. Ik kreeg toen weer klappen en hij pakte mij weer bij mijn bovenarmen beet. Mijn dochters die boven op hun kamer waren kwamen naar beneden en zagen wat er gebeurde. Mijn oudste dochter kwam op ons aflopen en wilde [verdachte] bij mij weghalen. Ik hoorde dat zij zei dat hij mij niet aan mocht raken. [verdachte] greep mijn dochter bij haar haren beet en gaf haar een klap op het achterhoofd. Daarna is [verdachte] via de achterdeur de woning uitgegaan. De buurman kwam ook nog bij ons met een stok in de hand omdat hij zoveel geschreeuw hoorde. De buurman vertelde dat hij ook een melding van geluidsoverlast had gemaakt.
Ik ben op 7 oktober 2019 naar mijn huisarts geweest. Ik ben daar onderzocht en behalve veel blauwe plekken heeft hij een perforatie (gat) aan het trommelvlies mijn linkeroor geconstateerd.
Ik heb nog steeds overal pijn. Mijn kaak doet nog zeer en door het gaatje in het trommelvlies hoor ik links slecht.
(...)
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (...), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige] :
Plaats delict: [a-straat 1] [plaats] . Pleegdatum/tijd: Tussen zondag 6 oktober 2019 om 23:00 uur en maandag 7 oktober 2019 om 00:10 uur
Mijn moeder [slachtoffer] heeft een klein jaar een relatie met [verdachte] . Hij verblijft regelmatig in onze woning aan de [a-straat 1] te [plaats] . Daar woon ik ook samen met mijn zusje [betrokkene 1] .
Op zondagavond, 6 oktober 2019 rond een uur of 23.00, werd ik wakker van een hoop lawaai beneden. Mijn zusje en ik sliepen al en door het lawaai werden wij wakker. Wij zijn samen naar beneden gegaan. Daar zag ik in de woonkamer dat [verdachte] ruzie had met mijn moeder. Ik zag dat [verdachte] mijn moeder vast hield en haar klappen op haar hoofd en lichaam gaf. Ik stapte naar voren om mijn moeder te helpen. [verdachte] trok aan mijn haar en duwde mij weg. Vervolgens sloeg hij mij op mijn achterhoofd, ik voelde pijn.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (...), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant:
Op 7 oktober 2019 omstreeks 00:15 uur kregen wij verbalisanten, van een centralist van de meldkamer [plaats] , de melding dat er een huiselijk geweld situatie plaats had gevonden aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Aldaar zou de vrouw des huis, [slachtoffer] , geslagen zijn door [verdachte] . Dit zou al eerder op de avond gebeurd zijn echter werd er nu wederom gebeld, maar nu door de zus van [slachtoffer] .
Ik, [verbalisant 1] , zag dat Moeder zichtbaar letsel had, dit was te zien aan verschillende krassen en plekken op haar lichaam.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Buurtonderzoek (...), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant:
Op maandag 14 oktober 2019 omstreeks 14:45 uur werden in het kader van een buurtonderzoek met betrekking tot ruzie/twist (zonder vervolg) op de locatie [a-straat 1] [plaats] de volgende 2 adressen bezocht: 1e adres: [a-straat 2] [plaats] 2e adres: [a-straat 3]
Naar aanleiding van een huiselijke geweld casus op 6 oktober 2019 heb ik, [verbalisant 2] , een buurtonderzoek uitgevoerd op [a-straat ] te [plaats] .
De bewoner van [a-straat 2] te [plaats] vertelde mij het volgende: Op 6 oktober 2019 omstreeks 23:00 uur in de avond hoorde ik uit de woning op het [a-straat 1] hard geschreeuw komen. Dit is de woning van mijn buurvrouw waar ik goed contact mee heb. Het geschreeuw dat ik hoorde was afkomstig van een man. Omdat ik normaal gesproken nooit veel geschreeuw hoor uit de woning van mijn buurvrouw wist ik dat er nu wat aan de hand was. Het geschreeuw dat ik hoorde klonk heel erg dreigend. Ik ben daarom naar de voordeur van mijn buurvrouw gelopen en heb aangebeld.
Toen de buurvrouw de deur opende zag ik dat zij emotioneel was. De buurvrouw vertelde mij dat zij pijn aan haar oor had en dat zij nog nooit zo hard geslagen is. De buurvrouw vertelde dat ‘hij’ net via de achterdeur de woning was uitgegaan. Met ‘hij’ bedoelde mijn buurvrouw haar vriend.”
2.3 Artikel 304, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidde ten tijde van het bewezenverklaarde: “De in de artikelen 300-303 bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd: 1° ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn moeder, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, zijn echtgenoot, zijn levensgezel, zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.”
2.4 De toelichting bij de nota van wijziging bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 22 december 2005, Stb. 2006, 11 (Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima) houdt onder meer in: “Met het begrip «levensgezel» wordt aangesloten bij de algemene aanwijzingen voor de regelgeving (AR 72a), waarin dit begrip is aangewezen voor twee meerderjarigen die, anders dan als elkaars echtgenoot, «met elkaar een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden». Het begrip komt momenteel in ongeveer tien andere wetten voor – o.a. het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Faillissementswet en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens –, vaak naast de begrippen echtgenoot en geregistreerde partner.
Bij de beoordeling of sprake is van een «levensgezel» zijn de volgende aspecten van belang:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Doorslaggevend is in het begrip «levensgezel» evenwel, als gezegd, de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.”(Kamerstukken II 2002/03, 28484, nr. 5, p. 5.)
2.5 Het oordeel van het hof dat [slachtoffer] als ‘levensgezel’ in de zin van artikel 304 (oud) Sr kan worden aangemerkt, is ontoereikend gemotiveerd omdat de gebruikte bewijsmiddelen onvoldoende inhouden over de aard en hechtheid van de betrekking tussen de verdachte en [slachtoffer] .
2.6 Het cassatiemiddel slaagt.
3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2025.