ECLI:NL:HR:2023:505 - Onteigening en omrijschade: motiveringsplicht rechter bij afwijken van partijstellingen - 31 maart 2023
Arrest
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat een rechtbank haar beslissing over de hoogte van de omrijschade bij onteigening onvoldoende motiveert als zij het advies van deskundigen overneemt zonder kenbaar in te gaan op een specifiek en onderbouwd verweer van een partij over de berekening van de afstanden.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/03689 Datum 31 maart 2023
ARREST
In de zaak van
NOY HOLDING B.V., gevestigd te Heijen, EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep, hierna: Noy, advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
GEMEENTE GENNEP, zetelende te Gennep, VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep, hierna: de Gemeente, advocaat: aanvankelijk J.F. de Groot, thans L.V. van Gardingen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/03/258094 / HA ZA 18-615 van de rechtbank Limburg van 10 juli 2019 (tussenvonnis), 11 september 2019 (herstelvonnis), 18 september 2019 (herstelvonnis) en 7 juli 2021 (eindvonnis). Noy heeft tegen het eindvonnis van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping en in het incidentele cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing. De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De rechtbank Limburg
2.2 Bij vonnis van 7 juli 2021 heeft de rechtbank
2.15. Ook de door de deskundigen begrote omrijschade wordt door de rechtbank overgenomen. De deskundigen hebben in hun advies zeer specifiek aangegeven waar die schade uit bestaat en hoe die is opgebouwd. Hetgeen partijen ter gelegenheid van het pleidooi nog hebben aangevoerd, heeft voor de deskundigen geen aanleiding gegeven op hun advies terug te komen. De rechtbank ziet daarin evenmin aanleiding. De omrijschade zal dan ook worden vastgesteld op € 318.500,00.”
3 Beoordeling van het middel in het principale beroep
De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 Onderdeel 1.2 onder (h) van het middel klaagt dat de rechtbank de vaststelling van de omrijschade onvoldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd. Volgens de Gemeente is onvoldoende kenbaar gerespondeerd op haar stelling dat de deskundigen bij hun berekening van de nieuwe rijafstand zijn uitgegaan van 800 meter extra per rit, terwijl de interne route tussen de bedrijfsgebouwen van Noy reeds ongeveer 325 meter bedraagt, zodat de extra afstand hoogstens 475 meter bedraagt.
4.2 Deze klacht slaagt. Het oordeel van de rechtbank in rov. 2.15, waarin de door de deskundigen begrote omrijschade is overgenomen, is in het licht van de hiervoor onder 4.1 weergegeven stelling van de Gemeente ontoereikend gemotiveerd.
4.3 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
5 Beslissing
De Hoge Raad: in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Noy in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Noy deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan; in het incidentele beroep:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Limburg van 7 juli 2021;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt Noy in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Noy deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 31 maart 2023.
Rechtbank Limburg 10 juli 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:9342, hersteld bij vonnis van 11 september 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:9375 en bij vonnis van 18 september 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:9376.
Rechtbank Limburg 7 juli 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:10156.