Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/02921 B Datum 5 april 2022

BESCHIKKING

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2020, nummer ISD P20/0159, op een vordering als bedoeld in artikel 6:6:21 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak

van

[veroordeelde] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, hierna: de veroordeelde.

1 De beschikking van het hof

Het hof heeft de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag. Die beschikking strekt tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing van de veroordeelde in een inrichting voor stelselmatige daders vanwege niet-naleving van een bij de voorwaardelijke veroordeling gestelde bijzondere voorwaarde.

2 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft M.J. de Jongh, advocaat te Leiden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in het beroep.

3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de veroordeelde niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de procureur-generaal onder 4 en 12 tot en met 15.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2022.