Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 18/04044

Datum 14 februari 2020

ARREST

In de zaak van

[eiser], tevens handelend onder de naam [eiser],wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser],

advocaat: T. van Malssen,

tegen

DE REPUBLIEK IRAK,zetelende te Bagdad, Irak,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: Republiek Irak,

niet verschenen.

het vonnis in de zaak C/05/312594/HA ZA 16-630/57/512 van de rechtbank Gelderland van 1 februari 2017;

het arrest in de zaak 200.220.438 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2018.

[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

Tegen Republiek Irak is verstek verleend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:- verwerpt het beroep;- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Republiek Irak begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 14 februari 2020.