Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/02506

Datum 10 juli 2020

ARREST

In de zaak van

EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

hierna gezamenlijk: [eisers],

advocaat: N.C. van Steijn,

tegen

DE NEDERLANDSCHE BANK N.V.,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

hierna: DNB,

advocaten: J.W.H. van Wijk en G.C. Nieuwland.

het vonnis in de zaak 5423305 / CV EXPL 16-29407 van de kantonrechter te Amsterdam van 8 december 2016;

de vonnissen in de zaak C/13/621558 / HA ZA 17-27 van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2017 en 27 december 2017;

het arrest in de zaak 200.231.664/01 van het gerechtshof Amsterdam van 26 februari 2019.

[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. DNB heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie). Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 10 juli 2020.